Elisabeth Nobel: Het talent
Bron: Vrij Nederland
Publicatiedatum 09.01.99
Recensent: Martie Breedt Bruyn


knipoogtrans.gif (7302 bytes)

Een kistje met goud

Duitse uitgevers vochten om de rechten van haar boek, maar in eigen land is Elizabeth Nobel nog onbekend. Met pen en strijkstok componeerde ze 'Het talent', een muziekroman die van de schrijfster zo niet mag heten en waarover nog geen recensent zich gebogen heeft. 'Succes hangt niet af van ruchtbaarheid in eigen land, gelukkig.' Het zal je maar gebeuren. Je tweede roman komt uit en voordat er één recensie is verschenen, prijst de uitgever het boek aan met een uitdagende vergelijking: hemelser dan Anna Enquist, aardser dan Margriet de Moor. Je boek, voorzien van de kwalificatie 'een muziekroman " wordt zo gelanceerd als tegenhanger van twee andere recente romans die over musici gaan, een pianiste in Het geheim, en een zanger in De virtuoos. En dat is nog niet alles. Bij de presentatie, in het Conservatorium van Amsterdam, deelt Reinjan Mulder van uitgeverij De Geus je in bij een groep 'sterke vrouwen' die volgens zijn waarneming in opmars is. Behalve Enquist en De Moor noemt hij Nelleke Noordervliet, en in het buitenland Annie Proulx en Marianne Frederiksson. 

Zij debuteerden laat, waardoor hun schrijverschap een inleiding zou zijn tot 'een tweede leven'. Elizabeth Nobel (1937), van wie half november Het talent uitkwam, is nog steeds verbaasd. Vooral die vergelijking met Enquist en De Moor zit haar dwars. 'Ik heb er alles aan gedaan om dat tegen te houden. Ik vond het voor mezelf vervelend, maar ook voor hen. Maar het is toch gebeurd, je hebt kennelijk als auteur niets in te brengen.' Ze moet erom lachen dat ze een plaats krijgt in de groep sterke vrouwen, noemt dat 'een goede grap'. Maar dat Het talent is aangekondigd als muziekroman bevalt haar minder. Dat vind ik zo bepalend. Ik schrijf niet alleen over muziek, het boek gaat over relaties tussen mensen. Ik wil niet dat het aan het thema muziek wordt opgehangen. Ik hoor van mensen die niets van muziek weten dat ze het toch een mooi boek vinden, en volstrekt begrijpelijk. Ik heb ook mijn best gedaan om het niet te technisch te laten zijn.' 

Toch zijn al die vergelijkingen niet geheel uit de lucht gegrepen. Elizabeth Nobel heeft een achtergrond als violiste en viooldocente. Ze begon pas op latere leeftijd te schrijven en in haar twee romans, De celesta uit 1996 en nu Het talent, wemelt het van de personages voor wie muziek een essentieel onderdeel van het leven is. Haar boeken zijn fraai van compositie, haar taalgebruik is soepel en vooral in Het talent zijn de verschillende thema's mooi uitgewerkt.

Een fragment: 'Vanuit de stemkamer klonk Paganini, caprice vierentwintig. Wat een tempo! Wat een flair en wat een roekeloze virtuositeit! Het was Raimond, de invaller. Hij speelde achteloos, de ogen dicht. Met een toon van fluweel nam de jongen de lastigste passages. Alecs hoofd werd licht. De jongen speelde, maar het ging vanzelf, het was haast alsof het buiten hem om ging, alsof hij fietste of zwom.' Het spel van Raimond laat Alec, een gerenommeerd viooldocent aan het Amsterdamse conservatorium, niet meer los. De jongen, eenentwintig, vertelt hem dat hij alleen les heeft gehad van zijn vader, die in een zigeunerorkest speelt. Alec besluit hem onder zijn hoede te nemen, biedt hem onderdak in zijn huis. Aan de balletcarriere van zijn vrouw Vicky is net een eind gekomen door een ongelukkige val. Zij is op zoek naar een nieuwe invulling van haar leven. De aanwezigheid van Raimond zorgt voor emotionele spanningen tussen de drie. Vicky en de jongen krijgen een kortstondige, tedere verhouding.

Nobel beschrijft de verwikkelingen afwisselend vanuit het gezichtspunt van Alec en Vicky. De figuur Raimond is minder uitgewerkt. 'Dat heb ik met opzet gedaan,' zegt ze, 'daardoor kan hij voor de twee hoofdpersonen fungeren als een droomfiguur.' Tussen de verhaallijn door stelt Nobel een ander thema aan de orde: het talent in de kunst. Al als jong meisje krijgt Vicky te horen dat ze talent heeft voor ballet en ze dacht: 'Blijkbaar was dat iets dat je kon bezitten, als een kistje met goud.' Alecs verlangen naar een carričre als solist is gefnuikt door faalangst; nu is hij alleen 'de koning der vioolpedagogen'. In Raimond ziet hij niet minder dan zijn redding. De jongen moet de solist worden die hij had willen zijn. Alec probeert het met alle macht Raimonds eigenzinnige spel te temmen, in overeenstemming te brengen met de klassieke traditie die het conservatorium voorschrijft. 'Je gebruikt die jongen voor je eigen doeleinden,' verwijt zijn dochter hem later terecht. Raimond keert Amsterdam, Alec en Vicky de rug toe en volgt zijn eigen weg.

Je kunt het goud in dat kistje op meer dan één manier aanwenden. In haar eigen leven was de viool wel belangrijk, maar niet allesbepalend. Elizabeth Nobel - ziet er verrassend jong uit, kort zwart rokje, de lange benen in zwart-grijze kousen - vertelt over haar passie voor muziek. En hoe muziek overging in schrijven. 'Het begrip "mooi " staat in mijn boek ter discussie.

Iedereen doet alsof daar objectieve normen voor bestaan, al was het maar om de waarde van een kunstwerk te kunnen bepalen. Dat kan leiden tot hilarische situaties. Denk maar aan het toneelstuk Art van de Franse schrijfster Jasmina Reza, een prachtige parodie. Een man koopt voor een enorm bedrag een schilderij dat bestaat uit een strak wit vlak. Voor zijn vrienden wordt hij daardoor volstrekt ongeloofwaardig. Een groot succes in Parijs, nu ook in de rest van de wereld. Voor muziek geldt hetzelfde. Wat is de essentie van muzikaliteit? Hoe komt het dat als de ene leerling een nocturne van Chopin speelt, je alleen de noten hoort, terwijl het bij de ander meteen muziek is? Dat is een mysterie en zal altijd een mysterie blijven. Mensen proberen het te ontrafelen, zoals een jongetje erachter denkt te komen wat een vlieg is door de pootjes en de vleugeltjes uit te trekken, maar dat is tot mislukken gedoemd. Ik houd het er maar op dat "mooi " en "talent " begrippen zijn die zowel met aanleg als met training te maken hebben.'  

Ze werd geboren in Edinburgh. 'Mijn vader werkte bij een grote baggermaatschappij die de opdracht had Leith Harbour uit te diepen. Door de oorlog konden we niet terug. Mijn oudere broer had celloles, mijn zusje speelde piano, dus het leek mijn ouders een leuk idee als ik, ik was zeven, viool ging spelen. Ik was geen wonderkind, vond de lessen niet leuk. De juffrouw was heel eng, had een bochel, het oppasmeisje moest mee naar les om ervoor te zorgen dat juf niet gemeen tegen me was. Ik was ruim acht toen we naar Engeland verhuisden, naar een voorstad van Londen, Woodford. De achtertuin liep uit in het bos van Epping Forest. In de tuin stonden tuinhuisjes, ik kreeg een eigen huisje. Ik heb nog altijd heimwee naar de landschappen die ik vanuit onze tuinen in Edinburgh en Woodford zag. Pas later in mijn leven heb ik daar iets van teruggevonden, in dit huis. Ze wijst met een armgebaar naar het uitzicht vanuit de ramen van de benedenverdieping. Ze woont met haar man - hun twee dochters en een zoon, alle drie muzikaal, zijn de deur uit - in een huis dat begin deze eeuw in de buurt van Nijmegen is gebouwd als buitenverblijf van rijke planters uit Den Haag. Het staat op een heuvel, is omgeven door een parkachtige tuin met oude kastanjes, lindebomen en bosschages van rododendrons.

'In Woodford had ik een heel goede lerares. Maar al heb je talent, je moet er toch voor werken. Ik vond het op die leeftijd onoverkomelijk te moeten studeren. Later, op kostschool, was de hele dag al bij voorbaat verpest als ik me 's ochtends bij het wakker worden realiseerde: o jee, vioolles. Mijn ouders vonden het goddank goed dat ik ermee stopte.' Ze werd naar haar grootouders in Den Haag gestuurd om daar naar de middelbare school te gaan. Met extra lessen - 'ik sprak nauwelijks Nederlands' - werd ze klaargestoomd voor het Gymnasium Haganum. In die tijd pakte ze de viool weer op. 'Het Haganum had een fantastisch schoolorkest.

Mijn leraar Nederlands en geschiedenis, die het orkest leidde, vond mij maar niks als violiste, maar hij zei wel dat ik goed kon schrijven. Toen ik hem vertelde dat ik naar het conservatorium zou gaan, was zijn reactie: "Jij bent niet goed wijs." Ze studeerde een jaar rechten in Leiden - 'ik heb alleen maar dingen ernáást gedaan' - en zwaaide om naar musicologie. 'De colleges, gregoriaans, middeleeuwse muziek, waren slaapverwekkend. Ik vond wel dat ik, naast deze studie, ook weer meer aan viool moest gaan doen.

Een nichtje zat op het conservatorium in Amsterdam, studeerde bij Davina van Wely. Dat leek mij ook wel wat. Ik deed toelatingsexamen. De theorie haalde ik gemakkelijk, dankzij de musicologie. "Bij wie wil je voorspelen," vroegen ze daarna. 'Bij Davina van Wely," zei ik overmoedig, dat was een naam die ik kende. Ik had een concertje van Haydn opgepakt en opnieuw ingestudeerd, en ze nam me aan. Waarom? Ik denk: op mijn muzikaliteit, ik vermoed dat ze die in mijn spel hoorde. Ik was nog vrij argeloos, kennelijk heb ik daardoor op een ontspannen manier gespeeld. Davina was een schat van een mens, maar waarschijnlijk was ze niet de beste lerares voor mij. Ze was hetzelfde soort persoon als ik, introvert, heel geremd. Het contact was afstandelijk, ze kon niet uit me halen wat erin zat. Je werd van noot tot noot geprogrammeerd, je kreeg alles, je vingerzetting, de stokvoering, voorgeschoteld. Maar ondanks haar methoden om iemand te dresseren, was ze toch een van de besten. In Alec, uit Het talent, zitten een paar trekjes van Davina. Niet voor niets verwijt een dochter Alec dat de leraren op het conservatorium vaak klonen van zichzelf afleveren.'

Elizabeth Nobel slaagde voor het eindexamen, maar niet iedereen - Davina van Wely wél - vond haar goed genoeg om door te gaan voor solo. 'Ik zag dat ook niet voor mezelf,' zegt ze. 'Bovendien was ik getrouwd. Ik heb mijn man Ieren kennen bij het Nederlands studentenorkest, hij was eerste hoornist. Ik had net een kind en kreeg er daarna nog twee. We verhuisden naar het oosten van het land. Ik ging lesgeven aan de muziekschool in Arnhem, had privé-leerlingen en werd als eerste violiste gevraagd voor een strijkkwartet. Toch was ik niet tevreden over mijn spel.

Ik had besloten om ermee op te houden toen iemand mij vertelde over de Hongaarse violiste Kató Havas. Zij was ooit een wonderkind, stond heel jong in Carnegie Hall, maar is met optreden gestopt Ze kreeg last van haar spieren en haar gewrichten, vroeg zich af waarom zoveel violisten in het Westen een gespannen houding hebben. Muziek is als water dat door je heen naar buiten moet kunnen stromen. Als die obstakels op zijn weg vindt, geeft dat spanning, wat op zijn beurt zorgt voor nog meer spanning. Er móét een natuurlijke beweging van het vioolspelen bestaan, dacht ze. Die heeft ze gevonden.' Ze Iaat het boekje zien, A New Approach to Violinplaying, duidelijk veel geraadpleegd. 'Ik was er door geďntrigeerd, maar begreep er weinig van. In Engeland volgde ik een cursus bij Havas. Dat was een ongelooflijke ervaring, een wereld ging voor me open.

Ik ben helemaal opnieuw begonnen, vanaf het eerste begin, strijken op losse snaren. Ik merkte al snel dat de methode ook bij mijn leerlingen werkte. Kató Havas gaf een keer een masterclass in Nederland. Davina van Wely was daar ook. Dat was heel bijzonder. En ze stond er voor open, wat minstens zo bijzonder was.' Door dit verhaal begin ik pas te begrijpen, zeg ik, waarom de figuur Raimond, die volgens Alec net zo natuurlijk viool speelde als hij fietste en zwom, een zigeuner is. Als je het boek zonder deze informatie leest, lijkt het een cliché dat het talent uitgerekend in het bezit is van een zigeuner. Ze veert op en zegt verontwaardigd: 'Dat is helemaal niet obvious. Het móét een zigeuner zijn. Kató Havas heeft in Boedapest gestudeerd, haar methode is geënt op het spel van zigeuners in Hongarije. Dat ziet eruit alsof ze helemaal niets doen. Het was nodig voor het verhaal dat Raimond totaal anders speelde dan de conservatoriumleerlingen, en vervolgens in een keurslijf werd gedwongen van techniek en toegestane improvisaties. Daarom heeft het boek ook als motto een uitspraak van Havas: 'There is no violin / there is no bow / there is only music.'

Ze ging steeds minder lesgeven omdat ze wilde gaan schrijven. Ze begon met twee musicals voor kinderen: 'Ik bedacht het verhaal, de liedjes en de melodielijn, iemand anders zette er een arrangement onder.' Daarna schreef ze er nog een, van een uur, in opdracht van de KRO. Ze hebben hem gekocht, maar hij is nooit uitgezonden. Ze bedacht, ook voor de KRO, een televisieserie voor middelbare scholieren: 'Ze vonden het goed, maar ze hebben het niet genomen. Er kwam een zelfmoord in voor, dat kon nog niet in die tijd. En er was geen geld. 

Op dat moment dacht ik: ik ga voor mezelf schrijven. Ik wilde iets maken dat ik heel lang aan niemand hoefde te laten zien. Mijn eerst roman Het valkenjong. Het was een verhaal over een gezin dat het verlies van een kind moet verwerken, geschreven vanuit drie perspectieven: de vader, de moeder en een meisje van acht. De Nijmeegse hoogleraar letterkunde W.A.M. de Moor las het. Hij was razend enthousiast, vond dat het boek moest worden uitgegeven, maar niemand was dat met hem eens. Mijn eerste korte verhaal was aangenomen door het blad Sarafaan, maar dat ging prompt failliet. Het zat me niet mee. 

Via een vriend kwam ik in contact met Alice Toledo, toen redacteur van De Bezige Bij, nu zelfstandig literair agent. Ze las Het valkenjong. Ze vond het boeiend, maar geen boek. Ze heeft me gecoached. Alice heeft daarna mijn volgende roman De celesta, bij uitgeverij De Geus ondergebracht. Er zijn niet veel recensies op gekomen, maar de bibliotheken hebben ruim zeshonderd exemplaren gekocht, het boek kreeg een heel goed leesrapport. Toch een soort troost'  Ze liet zich niet ontmoedigen. 'Ik nam me voor: ik ga nu een verhaal schrijven dat gewoon spannend is, gesitueerd in Amsterdam, in een omgeving die ik goed ken uit mijn conservatoriumtijd.' Dat werd Het talent. In ruim een maand zijn er al enkele duizenden exemplaren verkocht. Nederlandse critici hebben zich er nog niet over uitgesproken. Al voor de Frankfurter Buchmesse waren Duitse uitgevers er hevig in geďnteresseerd. Vier boden flink tegen elkaar op. List Verlag won, kreeg de rechten voor meer dan een ton. Vlak voor Kerstmis kwam het contract rond. 

Een beetje lacherig vertelt ze: 'Ze hebben een hele promotietoer voor me ontworpen. Ik ben nu toptitle, vier pagina's in hun catalogus gaan over mijn boek. Het wordt gepresenteerd in een enorm grote vioolbouwerij in München. Succes hangt niet af van ruchtbaarheid in eigen land, gelukkig.' Het kan zijn, zegt ze voorzichtig, dat het met haar vorige pogingen op niets is uitgelopen omdat ze geen naam had. Daar lijkt in hoog tempo verandering in te komen. Dat staat haar wel aan. 'Misschien kan ik nu ook wat kwijt van wat hier al jaren in kasten en laden ligt. Om Sylvia Plath te citeren: Nothing stinks like a pile of unpublished writing. Maar publiciteit heeft ook nadelen: het houdt me af van wat ik wil: schrijven.'  

relevante links:

 

(Meer relevante links toe te voegen, of commentaar? Laat me het even weten: eisjen@boekgrrls.nl)

Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 26/03/02  Eisjen

Terug naar top pagina