Remco Campert


JALOEZIE


Jaloezie
je kunt er eigenlijk niet buiten
merk ik
nu ik het alweer een poosje zonder stel.

Jaloezie
de machinerie van de liefde is dolgedraaid
staat knarsend en bevend op haar werkvloer
op het punt zichzelf te verbrijzelen
een Tinguely.

Hoe goed weet ik nog de dagen
en nachten die ik doorbracht
in het portiek aan haar overkant
en niet rustte tot ik mijn zin kreeg
de medeminnaar doemde op belde aan
en haar raam schoof open.

Ik zag de hand die ik zo goed kende
de arm waarin ik vaak gebeten had
de sleutel zeilde naar beneden
en hij broeder moordenaar
ving hem klemvast op.

Wat zich binnen af ging spelen
stond me helder voor ogen
hoe ze haar lippen
hoe ze haar lichaam
hoe ze dezelfde kreten
o bittere triomf van het voorstellingsvermogen.

Later
ik de kille inspecteur van de liefde
de taaie ondervraging
tot eindelijk de snikkende bekentenis
en de verzoening

als het woedende omhakken van een boom
als het monomane versjouwen van een te zwaar meubel
dat nooit zijn echte plek meer vinden zou
en onder me het lichaam
dat zich stil hield
en wachtte tot het afgelopen was.

Nu zo zonder jaloezie
is alles egaal een glimlach van niets
met een koekje en een net gesprek.

Lucht zonder maan
Berlijn zonder muur
Java zonder vulkaan
tijd zonder uur.


Remco Campert (1929)
uit de bloemlezing Kus zonder mond, Rainbowpocket 516, Uitgeverij Maarten Muntinga, Amsterdam, 2000 eerder in Rechterschoenen (De Bezige Bij, 1992) en in de verzamelbundel Dichter (De Bezige Bij, Amsterdam, 1995)


Ik wilde voor vandaag iets leuks. Ik wilde iets luchtigs, iets lichts, dat toch geen light verse was. Dan kom je al snel terecht bij de 'dichter (..)/ bij de gratie van/ aardoppervlak/ hemelbodem ook wel genoemd'. Wat ik uiteindelijk koos kun je niet echt iets leuks  en evenmin iets luchtigsnoemen. Licht van toon, ondanks het onderwerp, blijft het: Campert is een meester in het licht behandelen van zware onderwerpen. Daar houd ik van. Mooi zoals hij de traditionele kijk op jaloezie, ontrouw en alles wat ermee samenhangt op zijn kop zet. Waarmee ik niet wil zeggen dat ik zijn visie deel. Ik weet nog maar al te goed hoe ziek ik me voelde toen het groenogige monster me voor het laatst te pakken had en hoe gelukkig ik was in rustiger vaarwater. Ik koos dit gedicht vooral vanwege de trefzekere beelden - daar komen geen groenogige monsters en rustige vaarwaters aan te pas - die Campert gebruikt voor de zelfvernietigende kracht van de jaloezie in strofe 2, voor het wanhopige vrijen dat de ontrouw niet goed kan maken in strofe 7 en voor de van gevaar en dreiging ontdane, maar daardoor vlak geworden liefdesrelatie in strofe 9. Het valt op hoe de rivaal wordt genoemd: broeder moordenaar. De dichter beseft dat minnaars van dezelfde vrouw in hetzelfde schuitje zitten. Dat Campert ook prozaïst is laat zich zien in de opbouw van het gedicht. Het heeft een duidelijke kop en staart en het hele verhaal wordt erin verteld. De beelden maken het poëzie.

Edith



 

 

 

 

 


Campert schrijft: Nu zo zonder jaloezie/ is alles egaal een glimlach van niets/ met een koekje en een net gesprek.

Ik zie de bekende dichter al zitten, in een welvarende buurt, met zijn vrouw, samen kalm een koekje verorberend. Van de woeste persoon die hem vroeger zo aak bedroog is niets meer over. Och, oud worden heeft ook zijn rustige & aardige kanten ;-) Gelukkig blijft Campert gestaag doorschrijven. Hij heeft meer tijd nu de aloezie hem heeft verlaten.

Leuk gedicht!

We mogen dichter en gedicht natuurlijk nooit zonder meer vereenzelvigen ;-)


Nee, tuurlijk niet!
 

 
Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 27/02/07  Eisjen

Woensdag Gedichtdag