Woensdag Gedichtdag: 8  juni 2005 

Martinus Nijhoff:
De moeder de vrouw
Rutger Kopland: De moeder het water



In 1934 ging de dichter Martinus Nijhoff naar Zaltbommel om de brug te zien.Destijds een knap staaltje bouwkunde met zijn overspanning van 913 meterover de rivier de Waal. We mogen blij zijn dat hij dat wonder gingaanschouwen, want het gedicht dat hij erover maakte, is nog steeds een'gouwe ouwe' (wie kent niet de eerste regel?).
Hier volgt het:


De moeder de vrouw

Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
Die elkaar vroeger schenen te vermijden,
Worden weer buren. Een minuut of tien

Dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken,
Mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd -
Laat mij daar midden uit de oneindigheid
Een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
Kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer,

En wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

Martinus Nijhoff
Uit: Verzamelde gedichten
Amsterdam, Bert Bakker, 1978

Nijhoff sprak in zijn gedichten, zeer bijzonder in die tijd,gewonemensentaal. Neem bijvoorbeeld alleen al de titel: 'De moeder devrouw'. Nogal gewoontjes. Ook in het milieu waarin ik ben opgegroeid, werdnogal eens over 'moeder de vrouw' gesproken. Maar 'moeder' altijd zonderlidwoord. 'DE moeder de vrouw' klinkt mij nog altijd een beetje vreemd in deoren.
Het gedicht vind ik, juist door zijn eenvoud, van een enorme schoonheid.

Nijhoff en z'n gedicht hebben in de loop der tijd nogal wat dichtersgeïnspireerd: er zijn de nodige 'variaties op een thema' verschenen. Ingedachten noem ik dat: het ene gedicht kust het andere wakker. In dichtersland wordt gesproken over 'de moeder' die verschillende 'kinderen' baart. Een van die 'kinderen' is het gedicht 'De moeder het water' van Rutger Kopland.

De moeder het water

Ik ging naar moeder om haar terug te zien
Ik zag een vreemde vrouw. Haar blik was wijd en
leeg, als keek zij naar de verre overzijde
van een water, niet naar mij. Ik dacht: misschien

- toen ik daar stond op het gazon, pilsje gedronken
in de kantine van het verpleegtehuis, de tijd
ging langzaam in die godvergeten eenzaamheid -
misschien zou 't goed zijn als nu Psalmen klonken.

Het was mijn moeder, het lijfje dat daar roer-
loos stond in 't gras, alleen haar dunne haren
bewogen nog een beetje in de wind, als voer

zij over stille waatren naar een oneindig daar en
later, haar God. Er is geen God, maar ik bezwoer
Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.

Rutger Kopland
Uit: Tot het ons loslaat
Amsterdam, Van Oorschot, 1997

De 'ik' in dit gedicht is lang niet bij z'n moeder geweest, althans dat denkik. Want 'Ik ging naar moeder om haar terug te zien' (hè, hè, eindelijk...,was ik geneigd erachteraan te denken) is toch wat anders dan 'Ik ging weereens bij moeder op bezoek'. 'Pilsje gedronken in de kantine (...) de tijdging langzaam in die godvergeten eenzaamheid' suggereert bovendien dat hijdat tegen zijn zin doet, suggereert verveling, geïrriteerdheid. Een yup'doet' het verpleeghuis, zeg maar.

Eerst was het 'Ik zag een vreemde vrouw', maar later 'Het was mijn moeder'.Hij herkende haar dus aanvankelijk niet, wat ook een-tijd-niet-geweest-zijnimpliceert. Maar mét 'Het was mijn moeder' komt de ontroering: hij ziet hetlijfje, de dunne haren, die een beetje wapperen in de wind. Ik stel me zovoor dat de 'ik' opeens een brok in z'n keel krijgt. Hij voelt de behoefteom voor z'n moeder te bidden. Maar ja, je bent inmiddels volwassen, aan dieapekool kun je natuurlijk niet meer meedoen. Vandaar: 'Er is geen God, maarik bezwoer Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.' Dus bidden toteen niet-bestaande God dan maar. ;-)

Het onderhavige gedicht ben ik pas onlangs op het spoor gekomen, maar het isme nu al zeer dierbaar. Een prachtgedicht!

Gerda-Janna

 

En een mooie bijdrage is het :-) Dank je wel!


Wat geweldig dat je dat ''coaly-bag gedicht'' van Kopland ontdekt hebt, ik vind het prachtig. Als je Nijhoff al in je bagage hebt voel je verwantschap met het op die manier de moeder in het verpleeghuis beschrijven. Ik begrijp opeens beter dat in onze eigen Middeleeuwen (en nog in veel culturen) geen plagiaatangst bestond, maar juist een gezamenlijk bezitten van bekende schoonheid en daarop steeds terugkomen.

Rutger Kopland een van mijn favoriete dichters, zo eenvoudig en helder beeld neergezet. Een schitterend gedicht.

Eerst was het 'Ik zag een vreemde vrouw', maar later 'Het was mijn moeder'.Hij herkende haar dus aanvankelijk niet, wat ook een-tijd-niet-geweest-zijnimpliceert. Maar mét 'Het was mijn moeder' komt de ontroering: hij ziet hetlijfje, de dunne haren, die een beetje wapperen in de wind. Ik stel me zovoor dat de 'ik' opeens een brok in z'n keel krijgt. Hij voelt de behoefteom voor z'n moeder te bidden. Maar ja, je bent inmiddels volwassen, aan dieapekool kun je natuurlijk niet meer meedoen. Vandaar: 'Er is geen God, maarik bezwoer Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.' Dus bidden toteen niet-bestaande God dan maar. ;-)

 


 
Martinus Nijhoff

De Waalbrug bij Zaltbommel

Rutger Kopland
Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 18/08/05  Eisjen

Terug naar top pagina