Victor Vroomkoning


Bij verstek

Wat de dood van je had gemaakt
was zo weinig naturel, je gezicht
was geen gezicht: al je lieve
rimpels en oneffenheden glad
gestreken, je eigenheid verdwenen
onder een met anonieme huid
bespannen schedel, je bril
te schoongewreven en dat verse
permanent maar permanent
tot in het vuur. Ik zocht je
boven, onder, naast je lijk
want dat leek nergens naar.

Ik probeerde nog wel moeder
- wat moest ik anders midden
in dat schuifgordijnen carré -
maar niets bewoog aan je,
ik ervoer het moederzielalleenzijn.


Uit: Internet poëzietijdschrift Meander onder de titel: Ons
moederzielalleenzijn; Bert van Wijnen bespreekt 'Bij verstek' van
Victor Vroomkoning.


14

Dit is de laatste keer. Ik hoor het
aan je stem, zijn echo wil niet meer.
Dus maak maar wat van me,
ik hoef niet half meer terug
in je domein. Je loog me toch
al bij elkaar uit dingen om je heen,
die er voor mij niet zijn. Onthoud
dat jij mijn vlees bent, ik jouw
geest. Ik riep je niet, jij riep niet
mij, jij riep jezelf terug door mij,
sirene met jouw stem. Word je als ik
je bent er geweest. Dus ruim me op
en maak een punt van deze zin.


Uit: Poëziepuntgl; Gelderse dichtkunst, jaargang 1 - nummer1 -
september 2003.
Oorspronkelijke uitgave: Bij verstek, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2002.


Een tijd geleden kreeg ik van mijn moeder dit nummer van genoemd
tijdschrift mee: ze was aan het opruimen en dacht dat ik het misschien
nog leuk zou vinden om te lezen. Voordeel voor haar was dat ze het
niet hoefde weg te gooien, want aan weggooien heeft ze een bloedhekel.
Zoals de meeste gedichtenbundels belandde het naast mijn bed. Op zoek
naar een gedicht voor vandaag bladerde ik het door en werd getroffen
door het hierin geciteerde gedicht van de 'moedercyclus', uit de
bundel 'Bij verstek'. Het is het tweede gedicht hierboven. Er staat 14
boven, omdat het een cyclus is van 14 gedichten en dit is het laatste.
Op zoek naar meer informatie over deze gedichten en de dichter zelf,
vond ik bij Meander het eerste bovenstaand gedicht. De complete cyclus
vond ik op internet niet (en naar de bieb kon ik niet meer), alleen
nog een of twee andere eruit op de site van De Arbeiderspers. Of het
gedicht deel uitmaakt van de cyclus durf ik niet te zeggen, het is het
titelgedicht van de bundel. Maar juist dit gedicht vond ik ook mooi en
het aardige is, dat door ze bij elkaar te zetten je twee perspectieven
hebt: dat van de zoon en dat van de moeder. Of het er nou wel of niet
deel van uitmaakt, het lijkt me zo te zijn, dat na alle woorden van de
dichter aan haar doodsbed, hij tenslotte háár laat zeggen hoe hij
afscheid van haar moet nemen. Dat vind ik mooi.
In genoemd 'poëziepuntgl' staat ook het gedicht 'Vuilniszakken' van
Vroomkoning. Helemaal een geweldig gedicht, en ik meen dat ik het al
eens voorbij heb zien komen bij de grrls, hoewel het niet genoemd
staat bij WG. Het illustreert nog eens dat deze dichter dichtbij huis
blijft in zijn thema's, ze gaan over de dagelijkse dingen van het
leven. En daar horen vooral ook moeders (of vaders) bij.

Onderstaande biografie heb ik gekopieerd van de site www.epibreren.com:

BIOGRAFIE

Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd als de
helft van een twee-eiige tweeling uit een Antwerpse moeder geboren;
dat gebeurde rond de middag van donderdag 6 oktober 1938 in Brabants
centrum, Boxtel, op de hoek van de Kruisstraat en Rechterstraat waar
zijn Gelderse vader een brood-en banketzaak dreef (hij was
afgestudeerd kok).

Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en filosofie te
Nijmegen. Tot 1995 was hij werkzaam in het middelbaar en hoger
beroepsonderwijs. Hij is medewerker van het Kritisch Literatuur
Lexicon. Een enkel andersoortige publicatie daargelaten, publiceert
hij uitsluitend gedichten.

Zijn werk werd/wordt opgenomen in een groot aantal Vlaamse en
Nederlandse literaire tijdschriften. Zijn gedichten worden geregeld
gebloemleesd en werden nogal eens onderscheiden (o.a. met de Pablo-
Nerudaprijs 1983). Zijn gedicht Vuilniszakken (uit: Echo van een echo)
behoort inmiddels tot de canon van de Nederlandstalige poëzie.

Vroomkoning was voorzitter van de jury van de Johnny van Doornprijs,
is sinds jaar en dag voorzitter van de jury van de SNS-
literatuurprijs en is jaarlijks als jurylid actief voor de Gelderse
Kunstbende. Hij zat in de redactie van het Literair Café O'42 en van
Zaal Zes, het literaire programma van LUX, beide te Nijmegen. Hij
treedt tamelijk vaak in het hele land op, geeft ook workshops poëzie.

Onder het heteroniem Stella Napels publiceerde hij de geruchtmakende
bundel Lippendienst (De Arbeiderspers, Amsterdam 1997); voor het
manuscript hiervan was hij in 1995 onderscheiden met de tweejaarlijkse
Blanka Gijselenprijs.

Vroomkoning kreeg in 2006 de Karel de Grote-prijs van de stad Nijmegen
uitgereikt. Van deze stad is hij momenteel ook Stadsdichter.


bedankt voor deze gedichten , een mooie keuze.

> Bij verstek
>
> Wat de dood van je had gemaakt
> was zo weinig naturel, je gezicht
> was geen gezicht: al je lieve
> rimpels en oneffenheden glad
> gestreken, je eigenheid verdwenen
> onder een met anonieme huid
> bespannen schedel, je bril
> te schoongewreven en dat verse
> permanent maar permanent
> tot in het vuur. Ik zocht je
> boven, onder, naast je lijk
> want dat leek nergens naar.


Heel mooi weergegeven hoe een overleden mens de mens niet meer is die
hij/zij was. Hoe het omhulsel is achtergebleven.


wat een prachtige gedichten zijn dit


Het eerste gedicht vind ik mooi, nee, lief vooral, je ziet het voor je: de
geliefde moeder die dood is en wiens stoffelijke resten slechts het omhulsel
blijken. Het laat ook weinig te raden over.
Dan het tweede! Ik heb het al drie keer gelezen maar ben er nog niet. Je
toelichting dat het om een moeder en zoon gaat helpt trouwens enorm, maar
hebben ze nou ruzie, of is dit een afscheid omdat zij sterft (dat lees ik af
aan het eerste gedicht, waarvan je terecht aangeeft dat je niet weet of het
tot dezelfde gedichtencyclus behoort). En vooral de laatste twee zinnen (de
laatste drie regels dus) houden me bezig:

> sirene met jouw stem. Word je als ik
> je bent er geweest. Dus ruim me op
> en maak een punt van deze zin.

Wat moet ik hier nou van maken? Ik raak hopeloos verstrikt hierin... :-)


Goede vraag en je zet me aan het denken. Eerst dacht ik aan Homerus'
Odyssee. Nooit helemaal gelezen maar vaak even een sprokkel in
gelezen. Waarom ik die richting werd ingedacht? Door het thema dood en
het zoeken naar dat lieve gezicht ( met rimpels). Odysseus heeft
zichzelf aan de mast vastgebonden om niet te bezwijken voor de roep
van de sirenen. Het verhaal van Orpheus en Euridyce kwam er ook mee op
mijn netvlies. Nu ben ik wel vreselijk chaotisch aan het uitleggen
maar ordenen is niet mijn een van mijn talenten.

Om toch nog even terug te komen op je vraag; toen Euridyce in de Hades
verdween werd ze door een radeloze Orpheus teruggeroepen. In de
literatuur, muziek e.d. heb ik nog geen verhaal gelezen waarin Euridyce
roept om eruit gehaald te worden.

Voor zover even mijn gesprokkelde gedachten.


Prachtige keus, deze combinatie. 'Bij verstek' vind ik gemakkelijk te
begrijpen, bijna te gemakkelijk. Zoals

> Ik zocht je
> boven, onder, naast je lijk
> want dat leek nergens naar.

> Zo'n woordspelige mededeling vind ik hier volkomen overbodig. De sterke
> regels die eraan voorafgaan zeggen al genoeg.
> De moeder is daar niet meer.

Bij 14 ligt het totaal anders. Ik lees net wat E. erover schrijft. Dat
het om moeder/zoon gaat vergemakkelijkt de verklaring inderdaad, maar dan
nog! De moeder is stervende en trekt zich terug in zichzelf. Wat de zoon van
haar denkt, doet er voor haar niet meer toe. Denk ik te begrijpen. Dan
volgt:

> Ik riep je niet, jij riep niet
> mij, jij riep jezelf terug door mij,
> sirene met jouw stem.

Dat begrijp ik niet.
De laatste twee zinnen zijn wel weer heel begrijpelijk, hard, rauw.
Wat voor een moeder was het? Wat voor een zoon?

Ik vind het heel fijn dat je een gedicht uit Poëziepuntgl gehaald hebt.
Lukas Rosing, de uitgever, zie www.uitgeverijkontrast.nl is volgens mij
veel te bescheiden.


> Zo'n woordspelige mededeling vind ik hier volkomen overbodig. De sterke
> regels die eraan voorafgaan zeggen al genoeg.
> De moeder is daar niet meer.

ja, gedicht één tells it all. geen gedicht dus ;-)

gedicht twee: ik lees het vooral als zelfgesprek van de dichter, over
zijn dichten. vanwege dat liegen. de dichter is een leugenaar!
zonder omhullende teksten zie ik geen moeder.


Mijn vraagtekengezicht richt zich vooral op de laatste regels, na de sirene
dus...

> Word je als ik
> je bent er geweest. Dus ruim me op
> en maak een punt van deze zin.

Ik kan er nog steeds geen chocola van maken.


Moeder en zoon hebben hier geen ruzie. Nee, ik lees dat de zoon de
moeder maar niet los kan laten, hele verzen aan haar wijdt waarin hij
haar, zoals je dat doet bij dierbare doden, bij elkaar loog uit dingen
om hem heen. Wat ook F. zegt, las ik: de dichter is een leugenaar,
m.a.w. hij past de werkelijkheid aan.
Dat 'sirene' slaat terug op de moederstem; het hoort bij 'mij' in de
voorgaande zin. Trouwens, ik denk dat A. ook een punt heeft om de
parallel te trekken met Homerus' Odysseus: de dood, de sirene, het
lieve gezicht (Penelope), de zoektocht bijvoorbeeld.
Maar ik ga terug naar dit gedicht. Moeder riep niet om de zoon, zoon
riep niet om de moeder, maar om zichzelf omdat hij denkt zichzelf
kwijt te raken zonder moeder. De sirene is voor mij een beeld van de
verleiding, in dit geval het verleidelijke verlangen om terug te gaan
naar het leven zoals het was toen zijn moeder nog leefde. Om die
verleiding extra sterk te maken geeft hij zijn stem aan de moeder als
sirene, maar ze heeft hem door en waarschuwt: 'Word je als ik, je bent
er geweest'. Sirenen slepen hun slachtoffers mee naar de diepten. Maar
dit geldt ook als de betekenis alleen zou zijn dat hij één wil worden
met zijn moeder, want zij is immers dood. En dan: Maak van deze zin
een punt, stop ermee, laat me los, ruim me op in je geest, pak je
eigen leven op.

Joh, of het zo kan zijn als ik zeg, weet ik ook niet en ik moest goed
nadenken over hoe ik het onder woorden zou brengen, maar ongeveer zo
heb ik het begrepen. Wat denk je?


> gedicht twee: ik lees het vooral als zelfgesprek van de dichter, over
> zijn dichten. vanwege dat liegen. de dichter is een leugenaar!
> zonder omhullende teksten zie ik geen moeder.

Ja, natuurlijk! Wat bedoelt de dichter. Ik lijk op mijn dochter of andersom.

Even een tussendoortje. Dochter had op de middelbare school niets met
gedichten, snapte nooit wat de dichter bedoelde. Ze kreeg toen ingestampt
dat gedichten altijd over de dood, de liefde en of over de dichter zelf
gaan.
Op het mondeling eindexamen (ja zo oud is ze al!) kreeg ze een gedicht dat
ze begreep, dacht ze. Alleen zat er geen dood, geen liefde en geen dichter
zelf in. Kon dus niet waar zijn. Ze antwoordde toen toch maar voor de
zekerheid, dat het over de dood ging.
Helemaal fout!!!
Ondanks die flater is ze toch nog met een voldoende voor Nederlands
geslaagd. De leraar zei later tegen haar, dat hij expres een gemakkelijk te
begrijpen gedicht voor haar had uitgezocht, omdat hij wist dat ze ze nooit
snapte!


mooi bernique, dank je wel!

wat ik me afvraag:

> je bril
> te schoongewreven

lag ze opgebaard met haar bril op (en haar ogen dicht)?

> en dat verse
> permanent maar permanent
> tot in het vuur.

ja, ik hou wel van een woordspeling, juist humor samen met verdriet.
ook

> want dat leek nergens naar.

vind ik OK.

ik ging meteen terug naar het overlijden van mijn eigen moeder in de
zomer 1982.
zij lag in katwijk aan zee, ik woonde in brabant.
ik zat met een erg ziek kind thuis en heb haar niet meer opgebaard
gezien. soms vind ik dat wel jammer.
men zegt dat het gezicht van de dode ineens weer lijkt op dat van de
jonge vrouw die ze ooit was.

en 14 vind ik erg mooi. het gebrek aan wezenlijk contact tussen
moeder en kind

> Ik riep je niet, jij riep niet
> mij, jij riep jezelf terug door mij,
> sirene met jouw stem.

riep de zoon zichzelf terug omdat hij zijn moeder zijn stem had gegeven?
ze was een sirene omdat ze hem met haar stem aan zich bond?

en

> Je loog me toch
> al bij elkaar uit dingen om je heen,
> die er voor mij niet zijn.

ze herkent zich niet in zijn gedichten lees ik hieruit?
moeder van een dichtend kind. brrr. gevaarlijke draaikolken. ;-)

> Word je als ik
> je bent er geweest.

zo vlak voor de dood? lees ik.

> Dus ruim me op
> en maak een punt van deze zin.

vind ik mooi gezegd, ik zie de stapel vuilniszakken weer op de stoep
staan toen we het huis van mijn moeder leeggeruimd hadden.
en hoor weer het gerinkel van al die potjes en schaaltjes die ze
verzamelde en die niemand wilde hebben. ze was ook een bewaarmiep. ik
heb het van geen vreemde.
ik vind het wel goed advies: 'ruim me op'.

het mooie gedicht 'vuilniszakken' staat hier ook:
http://www.epibreren.com/rs/vroomkoning.html#vuilniszakken


> Joh, of het zo kan zijn als ik zeg, weet ik ook niet en ik moest goed
> nadenken over hoe ik het onder woorden zou brengen, maar ongeveer zo
> heb ik het begrepen. Wat denk je?

Aha, zo. Ja, ok. Heb het gevoel of er ineens een lampje aan is gedaan :-)


 


 

 




 


Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 09/02/09  Eisjen

 
Woensdag Gedichtdag