De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet - Davit Mitchell

Dit zonder meer goed geschreven boek (507 p.) heb ik afwisselend met matige en grote belangstelling en af en toe ook met enige ergernis gelezen. De basis van het verhaal veronderstel ik inmiddels bekend: de gereformeerde Zeelander Jacob de Zoet moet van zijn beoogde schoonvader eerst maar eens bewijzen wat hij waard is en vertrekt daarom als klerk in dienst van de VOC in 1799 naar Deshima, een piepklein kunstmatig schiereiland voor de kust van Nagasaki, waar de Nederlanders – als enige Europese gerechtigden – handel drijven met Japan. Ze zijn daarbij gebonden zijn aan strenge regels, zoals: ze mogen in beginsel niet aan land komen, moeten hun bijbels en dergelijke inleveren, en mogen geen Japans leren. Op Deshima vat Jacob een (dus) onmogelijke liefde op voor een Japanse vroedvrouw, Aibagawa Orito, die zich als enige niet-prostituee op het schiereiland mag begeven om daar lessen te volgen van de Nederlandse arts, dokter Marinus.
In het begin vond ik het boek maar matig interessant. Jacob de Zoet is dan vooral een saaie, naïeve christen die zichzelf een stukje beter vindt dan het ruwe zeevolk waarmee hij op het schiereiland woont, omdat hij Orito niet als prostituee begeert, maar, zoals het een christen betaamt, als eerzame vrouw. Tja. Gelukkig werd het verhaal al snel boeiender, want er is natuurlijk heel wat te vertellen over de gang van zaken op het eiland, over het contact en de handel met de Japanners en over de (veronderstelde) pogingen van Jacob en zijn baas Vorstenbosch om corruptie tegen te gaan. Allemaal interessant genoeg en goed genoeg beschreven om die rare, ongeloofwaardige liefde van Jacob voor Orito op de koop toe te nemen. Helaas brak dit deel van het verhaal, net toen mijn interesse volledig was gewekt, af om over te gaan op het wel en wee van Orito. Dan gaat het verhaal niet meer over Deshima, want Orito is verkocht aan een afgelegen en voor de buitenwereld afgesloten klooster in de bergen, waar een godin vereerd wordt waar kinderen voor moeten worden gebaard. Daarom koopt de abt van het klooster – die ook buiten het klooster een zeer machtig man is – misvormde vrouwen op (Orito zit in de doelgroep want ze heeft een groot litteken op haar gezicht), zodat die bevrucht kunnen worden door hemzelf en zijn monniken, ter ere van de godin. Nou ja, hoewel ik het best leuk vond om over het kloosterleven van de vrouwen te lezen vond ik dit tegelijkertijd wel een ontzettend onzin-gegeven en dus een behoorlijk flauwekulverhaal. En toen Orito vervolgens uit het klooster wilde ontsnappen omdat ze zich niet aan haar nonnenplicht (zich te laten bevruchten) wilde onderwerpen en ook steeds duidelijker werd wat zich werkelijk in het klooster afspeelde, vond ik het helemaal een soort Dan Brown verhaal worden. Raar, en jammer.
Want na deze episode wordt het wel weer interessant, als het gaat over een – op historische feiten gebaseerde en mislukkende – poging van de Engelsen om Deshima te veroveren. Hierbij blijkt Jacob ineens stevig zijn mannetje te staan en heeft het verhaal ook een aardige plot. Waarbij een rol speelt dat Europa in oorlog is, de VOC niet meer bestaat en de Bataafse Republiek ook op z’n laatste eind loopt, terwijl men op Deshima voor nieuws over de gang van zaken in Europa afhankelijk was van het enkele schip dat het eilandje bereikte. Al met al gaat het hier dus om een interessant stukje (Nederlandse) geschiedenis, zodat ik het boek toch met plezier uit heb gelezen. Al zou ik misschien ook best een beter boek over dit stukje vaderlandse geschiedenis willen lezen…
Wat het verhaal extra interessant maakt is dat het verhaal van Jacob losjes gebaseerd is op de belevenissen van een historische figuur, Hendrik Doeff, en dat het incident met het Engelse fregat Phoebus (in het boek Phoebus genoemd, volgens de het boek de zonnegod, en de vader van Phaeton, wiens naam het historische fregat droeg) ook op historische feiten berust. Wie geïnteresseerd is leze hierover verder op https://nl.wikipedia.org/wiki/Hendrik_Doeff

Enkele citaten:
“”What man ain’t the honestest cove in his own eyes?” Grote’s round face is a bronze moon in the dark. “’Tain’t good intentions what paves the road to hell: it’s self-justifyin’s.” (p. 115)

“”Mr. de Zoet say,” recalls Ogawa, “home island is below level of sea.”
“Walcheren? So it is, so it is. We Dutch live beneath the fishes.”
”To stop the sea to flood the land,” Ogawa imagines, “is ancient war.”
“’War’ is the word, and we lose battles sometimes.” Jacob notices dirt underneath his thumbnail from his last hour in Dr. Marinus’s garden this morning. “Dikes break. Yet whilst the sea is the Dutchman’s enemy, it is also his provider and the – the ‘shaper’ of his ingenuity. Had Nature blessed us with high, fertile ground like our neighbors, what need to invent the Amsterdam Bourse, the Joint Stock Company, and our empire of middlemen?” (p. 150)
(Dit was een geheel nieuwe gedachte voor me).

De vrouwen in het klooster waar Orito terecht komt hebben – als onvolmaakten – bepaald geen prettig leven achter de rug. Zij vinden dus dat het kloosterleven en de kloosterplichten nogal meevallen:
“Orito wonders at Yayoi’s apparent lack of rancor.
“When the sisters tell you, ‘The house is far, far better than a brothel,’ they don’t mean to be cruel. Well, one or two may, but not the others. For every successful geisha with wealthy patrons vying for her favors, there are five hundred chewed-up, spat-out girls dying of brothel diseases. This must be cold comfort for a woman of your rank, and I know you’ve lost a better life than the rest of us, but the House of Sisters is only a hell, a prison, if you think it is. The masters and acolytes treat us kindly. Engiftment is an unusual duty, but is it so different from the duty any husband demands from his wife? The duty is certainly paid less often – much less.” (p. 241).

Monalisa

boekcover: 

schrijver: 

boektitel: 

De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet

isbn: 

9789089530097

genre: 

oorspronkelijke titel: 

The thousand autumns of Jacob de Zoet

uitgever: 

jaar van uitgave: 

2010

vertaler: