H.C. Ten Berge: Op een mat van gele veren Poezievertalingen 1968 - 2003

Gedegen, erudiet, fijngevoelig, bevlogen, muzikaal waren adjectieven die ik opschreef over Hans C. ten Berge ( Alkmaar, 1938), nadat ik zijn bundel 'Op een mat van gele veren' de eerste keer gelezen had. Bij herlezing kwamen er nog vele begrippen zoals teleurgestelde optimist, cultuurcriticus, antropoloog, natuurvorser, rustzoeker, perfectionist. Ik moet bekennen dat ik tot voor kort nog nooit iets van deze dichter/vertaler gelezen had, hij kwam - zal ik maar zeggen - op mijn pad: deze dichtbundel werd in november gepresenteerd bij Atheneum in Amsterdam. De titel sprak me aan en het feit dat er een inleiding zou zijn door Kees Fens, maakte dat ik me aanbood om er voor de boekgrrls naar toe te gaan. Helaas werd de presentatie door enorme sneeuwstormen afgelast, noch Hans ten Berge noch Kees Fens hadden Amsterdam weten te bereiken. Inmiddels had ik me natuurlijk via google wel ingelezen, dus hier allereerst een kort verslag van de informatie die ik over ten Berge gevonden had.

Na enige publicaties in de tijdschriften Podium en Merlijn verscheen de eerste dichtbundel van H.C. ten Berge 'Poolsneeuw' in 1964.(de eerste regels: 'In de koude van de winter verkropt,/ als blad beweegt zich mijn woord.') Hij richtte in 1967, na het wegvallen van Podium en Merlijn het tijdschrift Raster op en bleef er 6 jaar de enige redacteur. Zijn laatst verschenen dichtbundel heet 'Het vertrapte mysterie' (2004). Zijn oeuvre bestaat uit novellen, romans en essays en ze hebben vaak aantrekkelijke titels (zoals bijvoorbeeld 'Het geheim van een opgewekt humeur', Oesters en gestoofde pot', en zijn recentste roman 'Blauwbaards ontwaken' 2003) Naast dit eigen werk, vertaalde hij veel werk van buitenlandse dichters en exotische poezie uit o.a Mexico, Canada en Groenland. In 1996 werd ten Berge's werk bekroond met de Constantijn Huygensprijs en eind december hoorde ik dat hem op 19 mei 2006 de P.C. Hooft-prijs voor zijn hele oeuvre zal worden uitgereikt. Hij wordt vaak als een ernstige dichter beschreven, een intellectueel, een mopperaar. In een interview in het NRC van 6 januari naar aanleiding van de P.C. Hooftprijs, noemt hij zichzelf nu echter 'een gelukkig mens, zij het dat hij vrijer zou willen zijn bij het dichten, en dat hij zich steeds te veel zorgen maakt over deze 'geschonden planeet'.

De bundel 'Op een mat van gele veren' is een bloemlezing van vertaalde gedichten uit het heden (van o.a. Mark Strand, Christopher Middleton, Kenneth White) en uit het verre verleden (zoals van de Spaanse mysticus San Juan de la Cruz 1542 1591); in het meer nabije verleden gedichten van de twintigste-eeuwse klassieken( Ezra Pound en Gunnar Ekelöf); en tenslotte gedichten/werken uit andere culturen ( Nó-spelen uit het 15e eeuwse Japan en poëzie van de Azteken) . Een heel breed scala dus, en ten Berge zegt hierover: Poëzie is universeel en in alle culturen aanwezig. Haar veelvormigheid en rijkdom wekken verbazing en nodigen uit tot lezen, luisteren en vertalen.

Het is door zijn veelzijdigheid niet makkelijk om deze bundel te bespreken, Bovendien is mijn kennis van poëzie sinds de middelbare school zo'n veertig jaar geleden niet verder ontwikkeld (hoewel ik graag gedichten lees), en ik voel enige schroom om iets te vinden van een P.C. Hooftprijswinnaar. Van Berge zegt op pagina 105 en 106 zelf over het bespreken: dichters dienen hun poëzie niet breedvoerig te bespreken. Als ik mezelf bij wijze van uitzondering mag citeren:

Hij schreef te weinig en te veel
Hij weidde uit over een handvol verzen en symbolen
Om de klim naar ijle liefdestoppen te verklaren

Was hij maar steen geworden, steen gebleven
Was het raadsel van de steen van binnenuit beschreven'
(Materia prima, p. 392)

Gelukkig biedt ten Berge wel wat meer inzicht in de geboden gedichten: hij laat iedere dichter of dichtvorm voorafgaan door een essay van een paar pagina's, waarin hij vertelt hoe hij hiermee in aanraking gekomen is, waarom deze vorm/deze dichter hem heeft aangesproken en wat hem erbij opvalt. Bij elke gedicht verklaart hij bovendien onduidelijkheden of onduidelijke begrippen in voetnoten. En die had ik heel erg hard nodig.

De bundel is een eigen selectie van ten Berge. Hij heeft een voorkeur voor het archaïsche en het modernistische, waarbij een bemiddelende rol was weggelegd voor - zoals hij het zelf noemt - de nieuwsgierigsheidleer ook wel antropologie genoemd: nieuwsgierig naar de mens en zijn rijke verbeelding, uitgedrukt in riten, mythen, liederen en wat daar zoal mee gepaard gaat (..) "Nu eens wordt men getroffen door gedichten die een even uitgesproken als krachtige houding in de tijd weerspiegelen, dan weer wordt men meegesleept door de muziek van een (ogenschijnlijk) pure en belangeloze poëzie die, zoals Christopher Middleton zegt, om zichzelfs wil bestaat. In alle gevallen geldt: wie niet meer kan zingen, is verloren."

De titel van deze bundel verwijst naar een paar regels uit een Azteeks Adieulied:

Een kunstwerk, rijk aan kleuren, laat ik achter:
ik ben dichter en mijn lied zal in de wereld voortbestaan.
O mijn luisterende vrienden,
Door het lied leef ik in de herinnering voort.
Ik zal heengaan, heengaan en verdwijnen
op een mat van gele veren zal ik liggen
en de vrouwen zullen mij bewenen.

Andere liederen, zoals de canto's van Ezra Pound waren voor mij veel minder makkelijk te begrijpen, indrukwekkend vond ik ze, vooral die met het Provençaals heb ik uitgeplozen.

Heel bijzonder vond ik het deel over het Japanse Nó-theater. Van Berge bespreekt er drie Nó-spelen uit de vijftiende eeuw en hij geeft er zelfs een plattegrond van het Nó-toneel bij. Hij zegt over deze toneelvorm:

'Nó past niet in een tijd van volslagen vulgarisering en banalisering. Ze is dus een verademing voor iedereen die het leven in een verminkte wereld af en toe opzij schuift om een ervaring van (onverantwoorde) schoonheid op te doen.'

Zijn keuze zegt natuurlijk heel veel over ten Berge zelf en ik denk dat deze bundel van belang is om het hele oeuvre van ten Berge te begrijpen, hij zegt namelijk dat de door hem vertaalde gedichten in een aantal gevallen, 'zichtbaar en onzichtbaar, ook in het eigen werk gereflecteerd worden'. Hij voelde zich onmiddelijk verwant met Kenneth White:

'iemand die uit de zelfde bron had gedronken en zich op een andere manier met hetzelfde bezighield. Een dichter die even enthousiast als ik de onherbergzaamheid van het (misschien schijnbaar) onaangetaste opzocht om aldus de geografie van een innerlijk landschap te exploreren. Een landschap dat zich onder andere in de werkelijkheid van het arctische weerspiegeld zag. Gevoegd bij de verkenning van andere culturen en de noodzaak van een fundamenteel andere houding tegenover alles wat de aarde vertegenwoordigde, was de confrontatie met Whites werk en ideeën een hoogst welkome ervaring.'

(In alle bundels van ten Berge bevinden zich een aantal gedichten die zich in winterse landschappen afspelen, zoals hij in een interview opmerkt: 'sneeuw geeft helderheid). Een gedicht van White:

Visarend
jan-van-gent
witkontige stormvogel
pelagianen en hyperboreeers
tantrische meeuwen
op deze ascetische kust
de verlaten grond
die ons niet loslaat

Zijn fascinatie voor mystiek ('ik ben altijd gefascineerd geweest door het gevoel boven jezelf uitgetild te worden') is terug te vinden in het deel dat hij aan San Juan de la Cruz (1542-1591)wijdt, volgens ten Berge de grootste Europese mysticus.

Over de vertaling vanuit het origineel kan ik natuurlijk niets zeggen, behalve dat ik ze in het nederlands niet onnatuurlijk en heel muzikaal vind klinken. Soms is het een vertaling van een vertaling (zoals bijvoorbeeld de Japanse Nó-spelen vanuit het Engels en Ezra Pound heeft zelf veel vertaald vanuit het Latijn, het Provençaals en het Chinees). Zelf zegt hij erover:

'Ik beschouw ze als benaderingen van de oorspronkelijke verzen. Hoe nauwkeurig en gewetensvol men ook te werk gaat, vertalingen vallen nooit helemaal samen met het origineel.(?) De vertaler kruipt niet alleen in andersmans huid, hij draagt ook nog andermans veren. Met die laatste dient hij niet zozeer te pronken als wel zorgvuldig, vasthoudend en, waar nodig, met bezieling om te gaan.'

Dat hij zorgvuldig is werd me duidelijk toen ik las dat hij bij een herdruk van een van zijn bundels een adjectief zal veranderen, 'dan is het pas perfect'.

Deze bundel was voor mij een inleiding in vele gedichten vanuit veel verschillende tijden en plaatsen en in die zin zeer blikverruimend.

All birds
talk dawn-talk
in different lingos

Kenneth White Crow Meditation Text

Ik ben heel blij door deze rijke schakering van gedichten, kennis te hebben gemaakt met een aantal dichters, waar ik anders misschien nooit van gehoord zou hebben. Zo ben ik erg blij met de kennismaking met Christopher Middleton, met zijn gedichten waarin de natuur - bevolkt met uilen en kikkers en andere beesten - veelvuldig voorkomt, zoals als hier in (delen van) 'In het geheime huis':

Verscheidene houtblokken
Schikken zich steeds opnieuw; niets houdt stand
In het vuur, het vuur is altijd
Minder dan het was, het vuur -

Uitdrijving
Van oude geuren, nieuwe ongrijpbare kimmen-
Hoort niet door zijn verval
Het uiltje in de koude
Regen roepen,één toon
Telkens weer

(....)
Slijk op mijn handen, kleine uil, het is
Niet smartelijk met jou te delen,
Kleine uil,
De ene toon die niet vergeefs klonk.

Carminalenia ( 1980)

Tenslotte heb ik heel wat geleerd over poëzie: ten Berge gaat uitgebreid op de betekenis en diepere betekenis van voor een leek als ik onbegrijpelijke begrippen in (ik weet nu wat pelagianen en hyperboreeers zijn); ik had nog nooit van tabletten (in deze bundel de modern-archaïsche tabeletten van Armand Schwerner) of 'rechthoekige' gedichten (van Nathaniel Tarn) gehoord .

Hoewel ik deze bundel niet erg makkelijk te beschrijven vond, vind ik hem een aanrader voor iedereen die meer wil verdiepen in en wil genieten van dichters uit andere tijden en andere delen van de wereld.

 

Marijke

Nog meer over dit boek....: 

Athenaeum-Polak & van Gennep,
Amsterdam
284 paginas
ISBN 90 253 0324 2
 

H.C. Ten Berge

Constantijn Huygensprijs

P.C. Hooftprijs
Staatsprijs voor de Letterkunde, ingesteld in 1947 ter gelegenheid van de herdenking van de 300ste sterfdag van P.C. Hooft, 21 mei 1647. De prijs wordt jaarlijks toegekend, afwisselend voor proza, essay en poëzie. Tot 1956 werd één bepaald werk bekroond, daarna wordt de prijs toegekend voor een oeuvre. De uitreiking vindt zo mogelijk plaats rond 21 mei.

Met ingang van 1987 is de prijs als staatsprijs formeel afgeschaft en is de verantwoordelijkheid voor de toekenning overgedragen aan de door het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur gesubsidieerde Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde.

Met ingang van het jaar 2004 behoeft niet langer 25.000 euro van de geldsom te worden besteed aan een specifiek literair doel dat verband houdt met het bekroonde oeuvre.
(Kunstbus.nl)

No-spelen
Vooral bekend werd daar het Nogaku-drama, beter bekend onder de afkorting No-drama. Dit No-drama ontstond uit dansen, die door gemaskerde edelen aan het hof werden opgevoerd. Het begon zijn ontwikkeling reeds in de 14e eeuw, maar stond in de 16e wel op zijn hoogtepunt. Ongeveer 250 No-spelen zijn nog bekend; de maskers koos men steeds uit dezelfde voorraad van ruim 100 verschillende exemplaren (goden en demonen, mensen en dieren). De No-maskers waren van gelakt hout en werden alleen gedragen door de hoofdrolspelers; die stelden het onbekende, het bovenzinnelijke voor en om hen draaide dus het denken en handelen der andere - ongemaskerde - acteurs...
(Artery)

Recensie exemplaren

schrijver: 

boektitel: 

Op een mat van gele veren

isbn: 

9025393242

genre: