Historische roman over de goudzoekerij in Nieuw-Zeeland. Het speelt in
1864. Behalve mensen die bezeten zijn van het goud, en op zoek gaan,
zijn er ook mensen die een nieuwe toekomst op willen bouwen. Een ervan
is Joseph, die met vrouw Harriet en moeder Lilian aankomt in
Christchurch. Met behulp van arbeiders, die hem waarschuwen dat het een
verkeerde plek is, bouwt hij -heel eigenwijs- zijn "Leemhuis" op het
Zuideiland van Nieuw-Zeeland, bij de rivier Okuku. Rondom een
natuurstenen schoorsteen wordt een staketsel gebouwd van leem en stro,
met tinnen platen als dak. De tussenmuren zijn lappen calicot (ik
begrijp dat het zoiets is als de stof waaruit een filmdoek bestaat?). De
latrine is buiten.
In dat lemen huis moeten de drie personen hun bestaan opbouwen, de grond
bewerken, water uit de kreek halen, groenten verbouwen, maar vooral met
elkaar om zien te gaan. De onderlinge verstandhouding is niet bepaald de
beste: Josephs vader is met speelschulden gestorven en net in die tijd
heeft Joseph een onherstelbaar kwaad begaan, hij wilde weg. Verkocht
alles, waardoor zijn moeder gedwongen was mee te gaan. Hij wil het goed
maken met haar: een goedlopend bedrijf opzetten en een degelijk huis
voor haar bouwen. Het huwelijk met Harriet is meer een verstandshuwelijk,
en die basis blijkt niet genoeg. Dan komt de eerste tegenslag: het huis
vangt de wind uit het zuiden op, en daarmee alle sneeuw. Ze raken
ingesneeuwd, en de enige koe en het grootste deel van de kippen komt om.
Joseph trekt zich steeds meer in zichzelf terug. Als hij goudstof vindt
in de kreek, vertelt hij dat de vrouwen niet. Lilian, die had besloten
om terug te gaan naar de bewoonde wereld, moet van haar plannen afzien,
nu alles tegenzit. Ze kan haar zoon niet in de steek laten..En Harriet
ontdekt dat ze niet van haar man kan houden, en twijfelt aan haar keuze.
Als Joseph besluit om echt goud te gaan zoeken, en om de noordkaap heen
vaart, blijven de vrouwen achter. Hier begint het verhaal pas echt..
Een lemen huis, een wankel huwelijk, geheimen, en dromen van rijkdom die
verzinken in wanhoop als de natuur zijn gang gaat. Behalve de
beschrijving van het zware leven van een pionier, is het boek vooral de
beschrijving van de goudzoekerskoorts. Over hoe het goud de mannen
beheerste, en hoe maar weinigen het geluk hadden inderdaad goud te
vinden. Ze kenden het land niet, wisten niets van de weersomstandigheden,
hun leven was een en al ontbering. En dan waren er de maori's met hun
compleet andere manier van omgaan met de natuur, hun geloof in geesten,
die werden beschouwd als een raar, bijgelovig volkje. Tremain laat heel
terecht de Maori's een rol spelen, en daardoor zit er soms een magisch
tintje aan. Mooie beschrijvingen, wisselende verhaallijnen, spanning,
romantiek, alles
eigenlijk...
Marjo
|
De belangrijkste landmassa's van Nieuw-Zeeland zijn het Noordereiland en
het Zuidereiland, welke door de Straat Cook van elkaar gescheiden worden.
Het Zuidereiland is daarvan het grootst en wordt van noord naar zuid
gescheiden door de Nieuw-Zeelandse Alpen. De hoogste top van dit
gebergte is de Mount Cook (3.754 m). (meer bij
Wikipedia) |