Jas open in oktober
fiets jij mij op je dooie
gemakje tegemoet,
en al van verre val je
me op; ik val voor jou
als wij elkaar passeren
en wat is zaliger.
Die onbewuste avond,
als ik het nieuws verneem
van een geschepte fietser
die het niet heeft gered
ondanks de inzet van
de traumahelicopter
et cetera, et cetera,
dan denk ik niet aan jou.
Nog minder aan die oudejaarsnacht,
een jaar of wat geleden,
toen ik vreog weggeing van een feest
- de hoop weer eens verloren -
waar jij door een bevroren slot
juist nogal laat verscheen.
Dan bellen er bij mij geen
twee agenten aan.
Anne van Amstel
Waarom heb ik dit gedicht gekozen:
- herinneringen aan de afgelopen warme oktober ("jas open"
- de beeldenheid van het begin (inderdaad, over die brug op de
fiets, met die open jas)
- de herinnering aan het langs een dodelijk ongeluk met een
motorfietser heen te zijn gereden van de zomer.
- Al die gedachtes over waar de politie aan zal bellen vanavond.
- maar nog meer het thema van de langs elkaar lopende levenslijnen,
het toeval, dat je zowel behoedt voor
iets zaligs, als voor iets vrezelijks. Vandaar natuurlijk de titel:
"nachtschepen": schepen die elkaar op vage wijze passeren in de
nacht om elkaar daarna nooit meer te zien.
Jonna
een
prachtige dichteres, zo helder, zo intens

Het gedicht zegt me niet veel als gedicht. Ik denk dat veel mensen als
ze het lezen aan eigen vluchtige of bijna ontmoetingen denken, maar het
geeft geen verrassende of diepere kijk daarop. Het kan gewoon een
gedachte zijn, zonder een "gedicht" te heten. Ze kan wel wat, ons Anne,
ze heeft capaciteiten. Jammer, dat de gedichten onder gaan in het
technogeweld.
Ik
kan nooit zo snel reageren op gedichten, die moeten eerst even bezinken
en een paar keer gelezen worden. Zo ook nu, ik weet niet of ik het
helemaal begrijp, ik vind de sprong van iemand zien die je aantrekt naar
degene die geschept is en het niet overleeft en dan weer terug naar de 'verre
liefde' nogal groot. Zo te lezen heeft ze met diegene nooit wat gehad en
dan als eindzin Dan bellen er bij mij geen twee agenten aan. vind ik
nogal bot. is ze blij dat ze geen relatie heeft?
Ik
denk dat de laatste zin niet zozeer bot bedoeld is, maar meer iets in de
zin van dat het toevallig ook bij haar had _kunnen_ zijn, ware de dingen
anders gelopen.
Ik
vind juist dat het hele gedicht draait om een verondersteld "hoe zou
mijn leven geweest zijn als...", alleen wordt het niet expliciet met die
woorden gezegd. Meer iets van dat het toeval/lot in van die kleine, ja,
toevalligheden, zitten.
Het
gedicht zegt misschien niet zo veel bij de eerste lezing - al vond ik de
beelden wel leuk. Soms is het ook prettig met een gedicht dat zich
bedient van een wat beperkter, zeg maar alledaags, register. Verder ben
ik altijd erg gevoelig voor teksten die het 'mogelijke werelden'-idee
thematiseren. Er wordt twee dingen gesteld: de vluchtige ontmoeting,
elkaar-net-mislopen etc. naast het feit dat er ergens agenten aanbellen
bij de partner van de jij-figuur, iets wat de verteller strikt genomen
niet kan weten - zij kent 'jou' immers niet. Het is een stelligheid over
iets hypothetisch, of tegelijkertijd iets vermoeden/fantaseren als het
beweren.

Je zegt, dat je gevoelig bent voor teksten die het 'mogelijke
werelden'-idee thematiseren. Ik kan dat meevoelen, als je daarmee
bedoelt "Hoe zou mijn leven geweest zijn als..., of als niet....". In
dit gedicht vind ik het moeilijk zo'n lijn te ontdekken. Het zou juist
intrigerend kunnen zijn, een vermoeden dat er een diepere laag onder de
woorden zit verborgen. Over wie gaat het hier nu precies. Ik heb het
gevoel, dat associaties neergeschreven zijn, zonder een onderliggende
structuur. Je ziet dat ik niet precies kan aangeven wat ik mis.