Mijn keuze stond eigenlijk al maanden vast, ik wilde graag aandacht
besteden aan de jonge Vlaamse dichteres Eva Cox. In het voorjaar woonde
ik namelijk een avond in de Utrechtse stadsschouwburg bij, waar zij uit
een bundeltje voordroeg en ik was diep onder de indruk. Zo'n jonge vrouw
(ze is van 1970), die een veelkoppig publiek aan haar voeten weet te
krijgen door hoe ze daar alleen al staat. Bovendien zijn haar gedichten
bijzonder, niet doorsnee. En dus valt er heel wat over te discussiëren.
Althans, dat hoop ik :-) Al met al is deze bijdrage vrij lang geworden,
omdat ik jullie graag warm wil maken voor het werk van Cox. Jullie zijn
gewaarschuwd!
Ik geef er een drietal, allen afkomstig uit de bundel Pritt.stift.lippe,
uitgegeven in 2004 in de Windroosserie van Uitgeverij Holland uit
Haarlem.
-------------------------------------------------------------------
Zij droomt zich een stoel,
touw om de enkels,
metaal van een loop in de nek.
Maar niets dwingt.
Niets dat woorden uit haar vingers wringt.
De polsen gebonden aan pannen en emmers,
de mond aan een mond, het hart aan twee poppen.
In de verte de pen.
Splinter in het lampgeel van de kamer.
Tussen haar en daar een web van stemmen
dat haar stopt. Als een dolle bal.
----------------------------------------------------------------
Al eerder besprak ik een gedicht dat de
drempel om aan het schrijven gaan als onderwerp heeft.. En ook hier zie ik dat weer
terug. Er moet nog zoveel, er trekt nog zoveel, er is zoveel afleiding
dat simpelweg gaan zitten en te gaan schrijven niet lukt, jezelf te
dwingen evenmin.
Dit is nog een redelijk makkelijk te begrijpen gedicht. Maar wat dachten
jullie van het volgende:
Zij haalt lapjes uit de kast, schudt die open, tilt ze tot tegen haar
kin.
Het hoofd erboven als een goochelbal, rolt naar links, naar rechts.
Ze ontwaakt
als een kaal blad, lege mal, paspop,
hangt kleren rond haar schouders, begint te leven.
Of zijn het de kleren die gaan ademen? Buiten haar om,
buiten het ijle diep vanbinnen zijn zij tastbaar, zichtbaar,
je kan ze aanraken als je wil, de fracties die zij toont.
Doorzichtige vissen die langs je vingers glippen.
Hij zou beter kijken naar haar ogen, het licht erin,
vlekken, schaduw die over het oogwit schuift.
Of lees de regels in haar handpalm.
De legende. Wie zij is.
Wie haar ziet lopen, wat ziet hij? Een glazen meisje
op te hoge hakken, dat plassen en putjes mijdt.
Ze mag niet vallen, niet struikelen,
haar glimlach zou aan scherven op de tegels slaan.
(snel samenrapen, in haar tasje stoppen, thuis
plakken, later)
----------------------------------------------------------------
Wat een gedicht: zo beeldend, maar zo niet 123 direct te doorgronden! Ik
heb dit geloof ik al wel twintig keer gelezen, telkens treffen me andere
zinsneden, woorden. Hier een samenvatting van al die gedachten die dan
door me heen gaan. Bijvoorbeeld het beeld dat zij pas iets wordt door de
kleding die ze aantrekt, of is het dat ze gaat leven als ze kleding
aantrekt (ongeacht welke?). Of trekt de kleding eigenlijk háár aan? Wat
maakt dat je als mens, als vrouw, bent wie je bent? Men zegt immers:
kleren maken de man, maar hoe gaat dat op voor deze vrouw? Ze blijft van
binnen ijl, ongrijpbaar. Maar ook van buiten zie je slechts 'fracties'
van haar. Niet deze vrouw in haar geheel dus. Dus niets: kleding maken
de vrouw! En dat beseffen de mensen die haar zien kennelijk ook. Want 'hij
zou beter naar haar ogen kijken' of haar handpalm om te weten wie zij
is. Want door de manier waarop hij nu kijkt, ziet hij alleen het
zorgvuldig opgebouwde plaatje, dat aan diggelen gaat mocht ze struikelen.
De laatste zin: zoals ze lapjes uit de kast haalt, haar kleding, plakt
ze thuis ook haar 'gebroken glimlach' als die aan diggelen mocht gaan
door een struikelpartij.
Tot nu toe zijn het gedichten die redelijk passen in wat wij als gedicht
zouden beschouwen. Pas was hier de discussie over wat nou eigenlijk
poëzie onderscheidt van proza. Edith zei toen dat de dichter bepaalt
wanneer de regel afgebroken wordt. Het laatste gedicht van vandaag
onderstreept denk ik deze insteek, die kennelijk door Cox gedeeld wordt.
----------------------------------------------------------------
Gebukt onder het takelen der dagen, het juk der namen
op de nek, klem tussen rekkenwerk vol boeken, schijnt
mij dit vijlen zinloos nu. Nee, dan het delven der magna-
ten, het stapelen van nikkel en biljet, hun aarden in het
hier. Niet als een tochtgat tussen later en verleden staan,
lippen van steen, de keel een spleet, en raadselend een
blazen. Vanwaar, waartoe. Vandaag knaag ik de pen als
brood, knelt mij des denkers hekelkroon, spant heden mij
de blaasnaad toe. Want inktsap vult de darmen niet,
papier vlecht mij geen daken. En denken? Maakt de
benen dun: ze barsten als ik dansen durf. Ondraaglijk de
gewichtloosheid der wegparelende dagen.
----------------------------------------------------------------
Het moge duidelijk zijn: ook dit laatste gedicht gaat over dichten. Over
de moeite die het kost om een gedicht te produceren en dan nog maar
hopen dat het de dichter iets op zal leveren (er moet tenslotte brood op
de plank). Had ik nou maar een echt beroep geleerd, zo verzuchtte pas
Aart Staartjes in een radio-interview. En dat verzucht Cox hier ook: het
geldrondschuiven van magnaten, dan weet je tenminsten wat je hebt.
Ik hoop dat ik met mijn keuze vandaag mijn enthousiasme voor Eva Cox
over heb weten te dragen en dat ze jullie door de lengte van mijn
bijdrage niet is tegen gaan staan!
Tot slot: dat ik niet de enige ben die geniet van haar gedichten blijkt
uit het feit dat Eva Cox in 2004/2005 werd genomineerd voor de
Buddinghprijs
Else
oktober 2006
|
Eva Cox werd bij dageraad op 25 maart 1970 te Genk geboren. In 1999
begon ze met het schrijven van gedichten, die ze bijzonder overtuigend
uit het hoofd weet voor te dragen. Zozeer zelfs dat ze op 9 september
2001 de Eerste Vlaamse Poetry Slam won
(Meer bij
Rottend Staal)
Index Woensdag Gedichtdag |
In
één woord prachtig vind ik deze gedichten! Dank je wel dus. Ik vind het
wel moeilijk om onder woorden te brengen wat ik nou precies zo mooi vind.
Je schrijft dat je zo onder de indruk was omdat ze daar stond als een 'zo
jonge vrouw' uit 1970. Daar moest ik om grijnzen (ben zelf van 1975)
omdat ik de laatste tijd steeds vriendinnen die de dertig passeren hoor
verzuchten hoe oud ze zich gaan voelen, en het onderwerp biologische
klok ook steeds vaker de revue passeert. In bepaalde opzichten kun je je
dus ook erg oud voelen als je van 1970 bent.... Maar goed, wat mij in
relatie met de gedichten opviel, was dat ze voor mij iets 'jongs'
uitstralen: vers, nieuw, kwetsbaar soms maar ook met een soort jeugdige
kracht. Ik vind vooral het middelste gedicht erg mooi (de andere ook
hoor). Ik zou het graag in de oorspronkelijke opmaak zien. Het aankleden
van een 'paspop' die daardoor tot leven komt, meteen gevolgd door de
twijfel: of zijn het de kleren die gaan ademen. Ik had een beeld van
oude afbeeldingen waarbij 'iets' (God, een muze) de dichter of
kunstenaar inspiratie inblaast (vaak mooi verbeeld als een duifje),
a.h.w. de levensadem die het gedicht draagt, en dus ook de figuren eruit
tot leven brengt. Daar dan dus opeens de inspiratie voor het schrijven
die ze in de andere gedichten zo mooi als 'plek der moeite' van de
dichter verbeeldt. Mooi trouwens om zo van de dichtersnood een deugd te
maken! Een dichteres om te onthouden voor mij.
Weer
een voor mij nieuwe dichteres. Wat een enthousiasme voor woorden en
associaties spreekt uit deze gedichten. Ik wil gelijk reageren, maar nog
liever wil ik ze eerst een paar dagen telkens lezen en dan pas reageren.
Doe ik trouwens wel vaker.
Het eerste gedicht is inderdaad vrij duidelijk. Ik denk dat het is zoals
jij het al aangaf. Bij de laatste twee regels moest ik denken aan een
voetbal die in het net geschoten wordt, en die als een dolle bal gestopt
wordt. Is zij dan die dolle bal die alle kanten op geschopt wordt? In
het gedicht is er toch samenhang tussen het web en de dolle bal. Het zou
dan toch juist goed zijn dat het dolle gestopt wordt? Wat vind jij?
Fijn
dat ze ook jou aanspreken, deze gedichten. En ik kan me goed voorstellen
dat het even moet bezinken, dat herken ik wel. Ik heb natuurlijk al een
maand of 4 voorsprong. Het bundeltje heeft eigenlijk al die tijd naast
mijn bed gelegen en ik snoeperdesnoep, denk, droom en herkauw regelmatig.
Grappig van die dolle bal. Ik had dat opgevat als een Vlaamse
uitdrukking voor een vrije bal. Zo'n bal die eigenlijk recht op het doel
afgaat, tot 'ie het net tegenkomt. Het web van stemmen, van de afleiding
dat haar (de bal die recht op het doel afgaat) toch weet te vangen voor
ze er is? Ik was dus meer op de bal dan op het dolle gaan zitten, zeg
maar.
Grin,
ikzelf ben 37 en dan is iemand die je inschat als 30 jong (terwijl Eva
Cox dus maar 1 jaar jonger blijkt te zijn dan ikzelf).
Leuke en voor mij nieuwe gedachte om de beschreven vrouw in het tweede
gedicht te zien als het product van de schepper (in dit geval de
dichteres). Dat verklaart ook het gevaar misinterpretatie, de lezer
kijkt
verkeerd want ziet alleen het glazen meisje op de te hoge hakken en van
de verbroken illusie, de glimlach die aan diggelen gaat. Het komt bij de
lezer dus niet zo over als de dichteres het bedoelde. Oef, heb ik me
daar nu ook schuldig aan gemaakt? :-)
Vanavond
ga ik voor het eerst naar een poëzie-leeskring waar je zelf dichters om
te lezen moet voorstellen. Boeiend, deze Eva Cox. Misschien neem ik haar
mee.
nr2)
het gedicht lijkt nogal onsamenhangend en oppervlakkig, wat is de tweede
laag? de eerste strofe geeft me nog geen beeld. in de tweede strofe
wordt ontwaakt. samenhang? beeld? de kleren corresponderen met de lapjes;
er zijn nu schouders, maar waar blijft het hoofd als goochelbal? dan
zijn er ineens de vissen - van nergens een hij, die een vrouw ziet
wakker worden? de vrouw een glazen meisje, de glimlach kan aan scherven
gaan of kijkt meneer in een vissenkom? ach, nee, je kunt haar samen
rapen en in je tasje stoppen.
Grappig is het wel, verrassend ook; een speeltje uitgepakt en weer in
het tasje terug gestopt?
dichten over het dichten, het is alom, wie doet het niet? proza over
het schrijven? is er ook, niet zo veelvoorkomend, denk ik. kan me nu
even geen titel herinneren. weet wel dat het bij de eilandelijke
boekbestormers not done was een boek te kiezen, waarin een personage het
schrijven beoefende. het moest wel ergens over gaan ;-)
Ik
vond het een hele leuke mail, met interessante gedichten. Cox is er
zeker een om te onthouden.

Het tweede gedicht vind ik wel leuk als podiumgedicht, je moet het zien
voordragen. Misschien is dan ook helemaal duidelijk wat er 'gezegd' wil
worden. Als leesgedicht komt het op mij te bedacht over. Eigenlijk is er
niks mis mee, het is alleen een ander genre dan nr 1 en 3.
In nummer drie vind ik het taalgebruik heel knap en mooi. De betekenis
van het gedicht is duidelijk en al een paar maal gezegd. Het ritme erin,
dat gedragene, wat soms bijna ouderwets aandoet, ja dat vind ik prachtig
gedaan.
Van Eva Cox ga ik meer lezen.

>Het tweede gedicht vind ik wel leuk als
podiumgedicht, je moet het zien >voordragen. Misschien is dan ook
helemaal duidelijk wat er 'gezegd' wil >worden. Als leesgedicht komt het
op mij te bedacht over. Eigenlijk is er >niks mis mee, het is alleen een
ander genre dan nr 1 en 3.<
Ik kan het me voorstellen. Ik heb Eva dan ook zelf een aantal gedichten
voor zien dragen, dus ik hoor haar stem, en zie haar daar staan. Ik ben
mijn briefje met aantekeningen over wélke gedichten ze precies voordroeg
kwijt, dus ik weet niet meer of ze ook dit besprak, wel een ander, dat
ik dan weer niet genomen heb...
Ik heb expres verschillende typen gedichten genomen, zowel qua onderwerp
als qua uitwerking om jullie een indruk te geven. Volgens mij is dat
aardig gelukt :-)
>(nr2)
het gedicht lijkt nogal onsamenhangend en oppervlakkig, wat is de >tweede
laag? de eerste strofe geeft me nog geen beeld. in de tweede >strofe
wordt ontwaakt. samenhang? beeld? de kleren corresponderen met de
>lapjes; er zijn nu schouders, maar waar blijft het hoofd als goochelbal?
>dan zijn er ineens de vissen - van nergens een hij, die een vrouw ziet
>wakker worden? de vrouw een glazen meisje, de glimlach kan aan scherven
>gaan of kijkt meneer in een vissenkom? ach, nee, je kunt haar samen
rapen >en in je tasje stoppen. Grappig is het wel, verrassend ook; een
speeltje >uitgepakt en weer in het tasje terug gestopt?<
Bij die goochelbal had ik het beeld van hoe ik wel eens kijk of kleren
me zullen staan, tot onder de kin opgetrokken en dan voor de spiegel je
hoofd van je linkerschouder naar je rechterschouder brengen. Zo zag ik
het dus ook hier voor me.
De tweede laag is door verschillende grrls verschillend benoemd. Ikzelf
zat op de lijn van 'kleren maken niet de vrouw', en Hanne noemde het
beeld van het 'inblazen van het leven in een kunstwerk'. Dat ontwaken
niet letterlijk, maar figuurlijk, door het op te schrijven begint de
persoon over wie geschreven wordt min of meer te leven. Voor zolang als
de illusie in stand gehouden kan worden. Wat zie jij erin, Femia? Ik
lees vooral hoe je de zinnen proeft, weegt, (zoals je verwijzing naar de
vissenkom, daar ging ik weer even voor zitten) maar je beelden erbij,
daar ben ik erg nieuwsgierig naar!
>dichten over het dichten, het is alom, wie doet
het niet? proza over het >schrijven? is er ook, niet zo veelvoorkomend,
denk ik. kan me nu even >geen titel herinneren. weet wel dat het bij de
eilandelijke
>boekbestormers not done was een boek te kiezen, waarin een personage
het >schrijven beoefende. het moest wel ergens over gaan ;-)<
LOL

Ik vind de gedichten er wel eruit springen qua stijl, en ik moet ze
meerdere malen lezen om datgene wat de dichteres mij wil vertellen,
en/of het beeld wat zij schetst zelf ook te zien. Ik vind wel dat het
ook podiumgedichten zijn. Maar de lezers zijn wel belangrijker!
>
> nr 1. die dolle bal wordt gestopt en is dan geen dolle bal meer. > >
sterker om die weg te laten of eerder in het rond te knallen ;-) > Bij
die goochelbal had ik het beeld van hoe ik wel eens kijk of kleren > me
zullen staan, ja, en de haak van de klerenhanger tegen je kin. maar ja,
met die ouwe gerimpelde kop van mij erboven .. ;-)<
als tweede laag zou ik kunnen zien: onzichtbaarheid/doorzichtigheid
ze is slechts zichtbaar met de stukjes bekleding (woorden, ja, hè,hè),
en dan alleen ook maar die stukjes. niets te zoeken tussen de regels dus.
wat jammer. de kleren maken de vrouw? nee, de kleren maken haar
zichtbaar en tegelijk minder doorzichtig, zou ik zeggen. vandaar dat je
beter haar hand kunt lezen. hoe dubbel! knap dubbel, bedoel ik.
cursief bij cursief, of met cursief een andere blik op wat niet cursief
staat, of alles met alles verbonden. waarom dan cursief? hóór je dat,
wanneer ze het gedicht voordraagt?
ook de stukjes kleding geven geen duidelijk beeld van de vrouw, ze
zijn als vissen. de vissen zijn doorzichtig. toegankelijkheid,
duidelijkheid, zichtbaar doorheen iets? toch verder kijken dan die
lapjes?
maar ja, ze glippen door je vingers. of door die van de dichteres? (ze
is
hier je?) wie krijgt geen duidelijkheid? de dichteres laat veel te raden
met haar zinnetjes. is dat de bedoeling? ik vind het prima om te
verwonderen, een heerlijke staat! maar niet om met raadsels te zitten.
het gedicht moet stáán, ook als het over de (on)mogelijkheid van het
dichten gaat. opeens is het 'hij' die haar ziet, maar hij ziet het glas.
hoe kan dat nou? ze is toch juist alleen zichtbaar op de bekleedde
plekken? zoals the invisible man. of kijkt hij door de visjes heen? ze
is nogal wankel, nog niet af, ze is een momentje van inspiratie nog. het
tasje is van háár. wat zit die kerel zich dan zorgen te maken of
ze op het glazen smoelke gaat?
straks tot samenhang te plakken. dat mag van mij. onaf. graag zelfs.
wat af is, is niet gemaakt, zei paul valerie. beelden? tja, niet anders
dan wat daar staat. geen echte metaforen .. als die vissen nou in een
kom hadden rondgezwommen ... omdraaing, het glas aan de buitenkant.
|
|