Marijke Hanegraaf: Stokgooier en lezer


Arm als de grond, met rondom
het zuigend moeras van ziekte
geen grond was zo arm als ziekte
en daarin kwam hij en las.
Gericht in zichzelf bracht hij zich voort
hij vocht om de letter.
Hij was een lezer.
Wie was hij zonder.
Wat was hij geworden.
Hij las bij zwak licht.
Die duistere kamers, dat huis met het ijzige
trapgat en de ijzeren spiegel
de stinkende plee
liever het veld
hij hield van een stok die hij vond
sneed, sloeg, joeg
zie hem zwiepen en klieven.
Kracht! De zijne!
Een stok is een bliksem
droog en donker
geloof in het ongewone.
Dat was het wonder.
Hij was een stokgooier en een lezer.

Edith besprak dit gedicht in Meander juli 2006.

Met haar val ik voor de sterke klanken, maar ik lees ook het arme brabant:

'geen grond was zo arm als ziekte'

een gesticht? tbc kliniek?
De arme wereld van de peel (Ton van Reen)

De hele bundel 'Proefsteen' een wereld van herkenning.
Nijmegen en omgeving, haar leeftijd ;-0, de katholieke nestgeur die je nooit meer verlaat... en het gedicht
'Naar nul'  waarin ze op waarlijk Szymborskaanse wijze het vallen zag van mensen uit de torens op 9/11.

toegankelijk?
toegankelijk!

voor mij mooi en bijzonder, ze ráákt me.


Marijke Hanegraaf:
Ik ben geboren in 1946 in Tilburg, in een gezin van zes kinderen, waarvan ik het vijfde was. Mijn vader was houthandelaar. Hij rooide hout en zaagde het tot openhaardblokken of maakte er vogelhuisjes, bloembakjes en vooral kerststallen van. Ook maakte hij de mooiste levenslopen. En mijn moeder schreef de mooiste brieven, recht uit het hart. Ik ben niet opgegroeid met literatuur, ik heb het me eigen gemaakt. Wel heb ik van jongsaf graag geschreven. Ik herinner me dat ik, toen ik op de lagere school zat, in een rood koffertje kladblaadjes had zitten waarop ik een spannend verhaal had geschreven. Het speelde in Het Gooi, blijkbaar een gebied dat mijn kinderlijke fantasie prikkelde. Ik vond het verhaal jammer genoeg tóen niet de moeite van het bewaren waard.
(meer bij Oostende Cultuur)

 

Woensdag Gedichtdag


ron

 


Mooi... Ik heb de bespreking in Meander ook gelezen. Tezamen schetsen jullie een aardig beeld van hetgeen Hanegraaf hier zegt. Ik had overigens helemaal geen kliniek voor ogen, maar meer zo'n soort plaatje als van de aardappeleters van Van Gogh: http://www.nationaalarchief.nl/plaatsen/details.asp?actie=bladeren&page=1& provincie=11&pk=36 Dat duister, die armoede. Zoiets. Daaraan naar binnen, in zichzelf willen vluchten door te lezen en naar buiten, door het veld te kiezen, het licht, de lucht en de kracht te zoeken. En beiden moeten veroverd worden, of althans, zo lees ik het. Ook voor iemand zonder een katholieke achtergrond prima te begrijpen.

Treurig word ik van dit gedicht. Ik ben oud genoeg om de mensen die zo leefden te kennen. De intelligente mensen, vaak de vrouwen, die niet de mogelijkheid hadden om zich boven de armoe uit te vechten door te lezen en te leren. Hun kracht was niet die van stoer stokken gooien en alleen het veld inlopen zoals de hij in het gedicht dat wel doet, kan doen. Het is een verhaal waarvan ik dan ook wil weten of de hij het waarmaakt. Of hij een dromer blijft of iets met zijn kennis en kracht doet. 'Wat was hij geworden' wat is hij geworden? Weer een dichter erbij van wie ik meer wil lezen.


Toen ik een tijdje geleden ergens een inleiding hield, waarin ik enkele gedichten gebruikte, merkte iemand van de aanwezigen op dat het toch wonderlijk blijft hoe je in een gedicht met minder woorden zo veel meer kunt zeggen. Een mevrouw, die moeilijk uit haar woorden kwam en eerder verteld had over een groot verlies waar ze mee kampte, zei: "ik verbaas me altijd. Het alfabet heeft maar 26 letters en dat blijft zo. En hoe het dan mogelijk is dat iemand die letters zo achter elkaar zet, dat het je boven jezelf, boven alles uittilt". Ik moest er weer aan denken bij het lezen van dit gedicht.


dat is nu wel het allerlaatste wat je met een gedicht doet of een gedicht met jou: een omgeving herkennen. dat is vloeken in de kerk. een gedicht is ten minste een tekst, die op zich zelf staat als taalding, als tekst; het maken van een gedicht bestaat uit het losmaken van woorden uit hun bestaande betekenis en ze daarmee een nieuwe betekenis geven. zó verwijzen naar de werkelijkheid is uit den boze, het duwt het gedicht richting informatie, wat een gedicht nooit en te nimmer wil of kan zijn. informatie is zo klink en klaar mogelijk de woorden in hun herkenbare, afgesproken standaardbetekenis gebruiken om zoveel mogelijk de ruis in de boodschap te vermijden. de ruis! de ruis is mijn gedicht gesmoord. bij hanegraaf rest het waargenomene. letterlijk. niets is ongewoon.

oh, moordenaars van poëzie, ga terug naar je stinkende huis, druk neus, oren, ogen toe. lees het platgetrede veld van eer in zijn spiegel, met klanken die hun weerga niet kennen. geef me tekst en geen uitleg. blindeer je muren met hoenderbeet.

> dat is nu wel het allerlaatste wat je met een gedicht doet of een > gedicht met jou: een omgeving herkennen. hoe kan dat nou? En Ida Gerhardt dan...? Dat is vaak Kampen en in ieder geval de Gereformeerde levensstijl.

> dat is vloeken in de kerk.

lachen.
Dat mag niet van Ida.

> zó verwijzen naar de werkelijkheid is uit den boze, het duwt het > gedicht richting informatie, wat een gedicht nooit en te nimmer wil of > kan zijn.

Maar dat mag het toch voor jezelf zijn?

> geef me tekst en geen uitleg. blindeer je muren met hoenderbeet.

En waarom zou je dat niet mogen zeggen?
Poëzie gaat toch om je persoonlijke gevoel.
Ik heb dat met Gerhardt, ook zo herkenbaar.

'blindeer je muren met hoenderbeet'
wat een prachtige kreet en toch wil ik meer weten! Ramen blinderen, ja, maar muren? Hoenderbeet is een aardige naam voor het plantje muur. Vandaar dus misschien dat het muren en niet ramen moest zijn, maar ik pleeg niet door mijn muren heen te kijken.

leg wit in wit, en wat zie je?
leg zwart in zwart, en wat zie je?
plant een dovenetel tussen dovenetels, en wat zie je. krijgt kleur in kleur een andere betekenis, in zichzelf, versterkt het. zie je de dovenetel staan, of staat hij voor een veld vol dovenetels. bepleister je muur met muur. wordt die erg sterk van ;-)

kortom, doe iets met taal, ken uw woorden, creëer taal, creëer beelden. een bericht over een ongeluk op de hoek heeft meer ruis dan de regeltjes van Hanegraaf.

> > zó verwijzen naar de werkelijkheid is uit den boze, het duwt het > > gedicht richting informatie, wat een gedicht nooit en te nimmer wil of > > kan zijn. > Maar dat mag het toch voor jezelf zijn?

alles mag, maar noem het geen gedicht. noem het een aantekening uit een dagboek. een knipsel uit de krant. de dichteres geeft teveel uitleg. zodra er maar iets riekt naar ruis, geeft ze in een volgende zin de betekenis (veld = kracht, bekende meta)

> Poëzie gaat toch om je persoonlijke gevoel.

alle kunst gaat om gevoel, maar ja, het zigeunermeisje met biggeltranen kan ook ontroeren. nee, de regels van Hanegraaf staan voor mij mijlenver van het verdichten van de taal af.

> Ik heb dat met Gerhardt, ook zo herkenbaar.

Ron houdt van Kavafis. ook herkenbaar, maar wel kwaliteitje! natuurlijk herkennen we allemaal iets in (kunst)uitingen. we lezen onszelf immers in een tekst, zien ons eigen moment, emotie in een afbeelding. maar herkennen op zich zegt niets over de kwaliteit. de schoonheid van de kunst is dat de dichter, schrijver, schilder een eigen vertaling van werkelijkheid geeft, en daarmee de emotie, herkenning opwekt. niet met het informatief opschotelen van werkelijkheid. da's geen kunst.

> maar herkennen op zich zegt niets over de kwaliteit.
> de schoonheid van de kunst is dat de dichter, schrijver,
> schilder een
> eigen vertaling van werkelijkheid geeft, en daarmee de
> emotie,
> herkenning opwekt.
> niet met het informatief opschotelen van werkelijkheid.
> da's geen kunst.

net in bad nog eens herlezen; klopt doet ze in veel van haar gedichten. blíjft, dat ze me raakt!

bv ook in :

de begrafenis van tante jo

in het midden van de bank
in de zijbeuk van de bekende parochiekerk

tussen een van mijn broers en mijn zus in
gedrieën tellen wij
voor onze gestorven ouders

buiten de mistige winter
de twijgen tot rillens toe wit

en dan etc etc wordt het teveel.

of het kunst is weet ik niet, kan ik ook niet beoordelen. maar zelden hoorde ik mijn eigen katholieke verleden zo liefdevol verwoord.

> Hoenderbeet is zowel een dovenetel als ''muur''. Zie Van Dale.

en veld is krachtveld, maar ook afgeperkt terrein, deel van loop van geweer, onderzoeksgebied. eer is verleden, maar ook woord. een spiegel is ook: omlijsting, afzetting van een veld etc. etc. niet dat homoniemen noodzakelijk zijn in een gedicht, maar als je ze gebruikt, pak ze niet uit, houdt ze verdicht.

mooi beeld van de dageraad van a.brassinga:

Wat kraakt? Een kier in de lucht, je oor ziet een gapende zon uit de veren komen. De dag een fazant op zijn roest, die op roestkleurige vleugels gaat, zijn keel schuurt aan zandloper- zand.

je oor ziet niets, het hoort hooguit een haan kraaien ;-) o ja o nee, we gaan niet voor werkelijkheid, nee nee.

brassinga gaat voor de mooie woorden, beschrijvingen, de muziek in de taal, maar de ruis is er niet altijd . haar verwijzingen zijn vaak niet veelzeggend, omdat ze woorden enkelduidig gebruikt. daarom kan ze hier met roest uitsluitend nest bedoelen en met het volgende roest alleen de kleur. een verdubbeling die niet versterkend werkt, maar storend is. een kans om taal te verdichten laat ze hier liggen. doet ze trouwens weinig.

> blíjft, dat ze me raakt!

da's mooi.

> de begrafenis van tante jo
> tussen een van mijn broers en mijn zus in
> gedrieën tellen wij
> voor onze gestorven ouders

> of het kunst is weet ik niet, kan ik ook niet beoordelen. maar zelden
> hoorde ik mijn eigen katholieke verleden zo liefdevol verwoord.

het is veel makkelijker te bevinden wat géén kunst is;-)

"tussen een van mijn broers en mijn zus in" dat is lelijk. krantentaal. doet het er toe welke broer? je bent met broer en zus samen ook al drie.

"gedrieën tellen wij voor onze gestorven ouders". kijk, dat heeft ruis, dat beeld reikt verder dan alleen de kinderen die daar zitten.

ik heb de indruk dat in nederland allerlei dichterende mensen, de hemel in worden geprezen om ze als warme broodjes .. uitgevers zijn kruieniers. wat bekend is wordt als nieuw, maar herkenbaar, gepresenteerd, wat bekend is wordt herhaald. makkelijke herkenning en toegankelijkheid staan hoog in het vaandel, om er maar eens een cliché tegenaan te gooien. de intrinsieke literaire waarde van een werk wordt niet herkend, of als onaantrekkelijke koopwaar gezien? de dichter(essen)s zelf lijken gauw tevreden met hun product. woordspelletjes, vondsten, mooischrijverij, eenduidige beschrijvingen / weergave, gedichten als bijschrift bij etc. eva cox zegt: vorm is alles. ja, inhoud op zich is ruisloos. vorm is alles, wanneer de inhoud daardoor gevormd wordt, meerwaarde krijgt, ruis krijgt. terwijl het dichten zich verder ontwikkeld heeft, blijven veel 'nieuwe' dichters voortgaan op de oude vaart. dat maakt zowiezo al dat ze niet tot kunst/literatuur gerekend kunnen worden, want kunst moet vernieuwen. nou, daar merk ik maar weinig van.

> doe iets met taal, ken uw woorden, creëer taal, creëer beelden. een > bericht over een ongeluk op de hoek heeft meer ruis dan de regeltjes van
> Hanegraaf."

Iets doen met taal, als je toch aan het schrijven bent, beslist geen slechte gedachte. De vraag is of Hanegraaf in dit gedicht iets met taal doet. Volgens jou niet, volgens mij wel. Ze gebruikt bijvoorbeeld haar klanken zeer effectief. Haar 'regeltjes' hebben ritme. Ritme en klanken versterken samen het beeld van iemand die in eenzaamheid tegen de verdrukking in groeit.

> ik heb de indruk dat in nederland allerlei dichterende mensen, de hemel
> in worden geprezen om ze als warme broodjes ... uitgevers zijn
> kruieniers. wat bekend is wordt als nieuw, maar herkenbaar,
> gepresenteerd, wat bekend is wordt herhaald. makkelijke herkenning en
> toegankelijkheid staan hoog in het vaandel, om er maar eens een cliché
> tegenaan te gooien."

Mijn indruk is dat dat erg meevalt. Ook Kees Ouwens, René Puthaar, Astrid Lampe, Piet Gerbrandy en Alfred Schaffer, om er maar eens een paar te noemen, geen dichters van wie het werk wordt gekenmerkt door 'gemakkelijke herkenning', worden uitgegeven, besproken en geprezen.

> alles mag, maar noem het geen gedicht. noem het een aantekening uit een
> agboek. een knipsel uit de krant."

Voor mij is een gedicht een gedicht als het als zodanig gepresenteerd wordt. Vervolgens ga ik met een open geest bekijken of ik het een goed gedicht vind en waarom. Vaste waarden heb ik daarbij niet, ik laat me graag verrassen. Geen geboden, geen zekerheden. Wel een huis met veel kamers. In de ene kamer vind ik wat meer van mijn gading dan in de andere, maar geen enkele kamer gaat op slot. En in geen enkele staat een altaar.

"de dichter(essen)s zelf lijken gauw tevreden met hun product. woordspelletjes, vondsten, mooischrijverij, eenduidige beschrijvingen / weergave, gedichten als bijschrift bij etc."

Geen enkele dichter die ik ken is gauw tevreden met zijn/haar product. Wel 'mag' er bij een aantal van die dichters meer dan bij jou.

> De vraag is of Hanegraaf in dit gedicht iets met taal doet. Volgens jou > niet, volgens mij wel. Ze gebruikt bijvoorbeeld haar klanken zeer > effectief. Haar 'regeltjes' hebben ritme. Ritme en klanken versterken > samen het beeld van iemand die in eenzaamheid tegen de verdrukking in > groeit.

ik lees het anders. gaf het maar hier en daar horten en stoten, dan was er ruis die pijn deed. maar de muziek in dit gedicht geeft het niet de meerwaarde die je van goed gedicht mag verwachten. het is met muziek en al toch teveel de informatief, blijft te dicht bij de werkelijkheid, alsof het werkelijheid betreft.

ik heb het echt niet allemaal van mezelf. ik lees veel kritieken. omdat ik niet alleen creëren een uitdaging vind, maar vooral wat anderen erover te zeggen hebben; wat verbeelding doet met jezelf, als lezer of als schrijver. Hertmans, Bloom, Dillard, Brems, de redacteuren van DWB etc etc. doen hun zegje. ik ben overtuigd van de waarde van hun kritieken. zij hebben een scherp inzicht in wat zich aanbiedt.

Erik Spinoy: een goed gedicht roept op wat nooit bestaan heeft. hij zegt ook: taal en werkelijkheid hebben ieder een eigen structuur; de relatie tussen die twee is ongelofelijk onvoorspelbaar. Dirk van Bastelare: in de onorde van het gedicht verschijnt het vergetene, het verstrooide, het onbestaanbare, het mogelijke en onmogelijke, etc. Ilja Leonard Pfeijffer: ..dat je eenzaamheid kunt oproepen door alleen maar 'eenzaamheid' te schrijven. Zo werkt het niet. Je moet het verdriet of de eenzaamheid voelbaar maken, tastbaar, ruikbaar, je moet het zout van tranen op je lippen proeven.

ja, ik vind dat veel wat als 'gedicht' wordt gepresenteerd, niet een gedicht is. Ilja Leonard Pfeijffer: Verder ben ik overigens van mening dat het een doel op zich is om de geboden die je uitvaardigt hoogstpersoonlijk te overtreden. ;-)

> Mijn indruk is dat dat erg meevalt. Ook Kees Ouwens, René Puthaar,
> Astrid Lampe, Piet Gerbrandy en Alfred Schaffer, om er maar eens een
> paar te noemen, geen dichters van wie het werk wordt gekenmerkt door
> 'gemakkelijke herkenning', worden uitgegeven, besproken en geprezen.
er zijn goeie en er zijn teveel slechte. wat mij het meest verbaast zijn bundels waarin een aantal zeer sterke gedichten staan maar evengoed flauwe woordspelingen, vage verwijzingen, raadseltjes.

"De clichématige woordspelingen, de herhaling van het lelijke woord 'wiskunde'; het gaat door merg en been. Dat is eerder regel dan uitzondering in Hanegraafs tweede bundel. Proefsteen bevat, kortom, een handvol interessante gedichten maar schiet op de meeste fronten ernstig tekort." (Bouke Vlierhuis)

zoiets kan een goede dichter toch niet doen, denk ik dan. als je kwaliteit hebt, weet je dat toch? dan ga je toch niet voor een paar goeie, opgevuld met wat rommel om de bundel vol te krijgen? daarmee laat je toch zien dat je jezelf niet serieus neemt? zijn de goede gedichten gelukstreffers?

> een gedicht is een gedicht als het als zodanig gepresenteerd wordt.

dat doet mij denken aan de papoea die voor de witte pater, wiens fiets het had begeven, van bamboe een nieuwe fiets maakte, zo uit zijn bolle hoofd nagebouwd. dit is een fiets zei hij trots, hij presenteerde zijn fiets als een fiets. het was een nauwgezette kopie van paters fiets. maar ja, geen onderdeel kon draaien. ik ben het uit de diepste grond van mijn hart oneens met wat jij stelt. wie zichzelf serieus neemt in de kunst doet er goed aan zeer serieus en zorgvuldig en vooral zelfkritisch te zijn. wie zich niet wil toetsen kan beter een andere stiel zoeken. mijn onvolprezen leraar nederlands zei: iedere schrijver, iedere dichter moet je keihard aanpakken. ook niet tolerant zijn voor de beginneling. alleen degene die overeind blijft en beter en beter werkt levert na de kritieken, die is het waard gelezen te worden. ik zat te bibberen in de klas en dacht: het wordt nooit wat met mij. ik ben weg bij de eerste rotte tomaat. ik ben het eens met hem. dat wel. want wie zegt kunst te maken zet zichzelf op een heel bijzonder voetstuk.

> dat is nu wel het allerlaatste wat je met een gedicht doet of een
> gedicht met jou: een omgeving herkennen. dat is vloeken in de kerk.

Het allerlaatste wat ik een lezer wil ontzeggen is wat dan ook aan een gedicht te ontlenen. Het laatste wat ik een gedicht wil ontzeggen is om welke functie dan ook te vervullen. Hoe meer hoe beter. Door popmuziek vergezelde gedichten voordragen in een disco zoals Daniël Dee doet, het lezen van daarvoor speciaal geschreven gedichten bij de begrafenissen van eenzame overledenen zoals in Groningen en Amsterdam en intussen al in meer plaatsen gebeurt, slamwedstrijden, daarnaast het ouderwetse tijdschriften-, literaire prijzen- en bundelwerk: laat het allemaal maar bestaan. Ik ben er blij mee en heb geen enkele behoefte om er een hiërarchie in aan te brengen. Het enige wat ik van een dichter vraag is dat die een eigen stem ontwikkelt, een eigen thematiek verwoordt op een authentieke manier. Voor mij doet Hanegraaf dat in het gedicht dat Ron ons heeft voorgelegd.

> ik lees het anders. gaf het maar hier en daar horten en stoten, dan was > er ruis die pijn deed. maar de muziek in dit gedicht geeft het niet de
> meerwaarde die je van goed gedicht mag verwachten. het is met muziek en
> al toch teveel de informatief, blijft te dicht bij de werkelijkheid,
> alsof het werkelijkheid betreft.

Vind ik niet, maar dat wordt nietes-welles. Ik heb mijn argumenten gegeven. Ik vind het beeldend en evocatief, niet vertellend. Het roept een eigen werkelijkheid op die bij sommige lezers appelleert aan een corresponderende werkelijkheid. So what?

> ik heb het echt niet allemaal van mezelf. ik lees veel kritieken.
> omdat ik niet alleen creëren een uitdaging vind, maar vooral wat
> anderen erover te zeggen hebben; wat verbeelding doet met jezelf, als
> lezer of als schrijver. Hertmans, Bloom, Dillard, Brems, de redacteuren
> van DWB etc etc. doen hun zegje. ik ben overtuigd van de waarde van hun
> kritieken. zij hebben een scherp inzicht in wat zich aanbiedt.

Kritiek en theorievorming hebben hun nut, maar zijn niet allesbepalend. Als de poëzie de theorievorming zou gaan volgen in plaats van omgekeerd, was dat de dood in de pot. 'Kunst moet vernieuwen', schreef je eerder. Over kunst doe ik geen uitspraken. Over poëzie zeg ik dit: die moet niets, behalve zichzelf zijn in al haar gedaanten.

> Erik Spinoy: een goed gedicht roept op wat nooit bestaan heeft.
> hij zegt ook: taal en werkelijkheid hebben ieder een eigen structuur; de
> relatie tussen die twee is ongelofelijk onvoorspelbaar. Dirk van
> Bastelare: in de onorde van het gedicht verschijnt het vergetene, het
> verstrooide, het onbestaanbare, het mogelijke en onmogelijke, etc. Ilja
> Leonard Pfeijffer: ..dat je eenzaamheid kunt oproepen door alleen maar
> 'eenzaamheid' te schrijven. Zo werkt het niet. Je moet het verdriet of
> de eenzaamheid voelbaar maken, tastbaar, ruikbaar, je moet het zout van
> tranen op je lippen proeven.

Ja, de heren weten het leuk te zeggen. Bij de eerste twee levert het, vertaald naar hun eigen werk, veelal cerebrale poëzie op waarbij ik nog wel eens in slaap wil valllen. Overigens vind ik dat het gedicht van Hanegraaf tegen geen enkele van de uitspraken hierboven zondigt.

> Ilja Leonard Pfeijffer: Verder ben ik overigens van mening dat het een
> doel op zich is om de geboden die je uitvaardigt hoogstpersoonlijk te
> overtreden. ;-)

Slimme jongen is dat toch. Zo kun je hem in zijn creatieve werk nooit op zijn theoretische uitspraken pakken. Maar afgezien daarvan zegt hij hier iets van waarde. Als poëzie één algemeen geldend kenmerk zou hebben, dan zou dat zijn dat tegenover alles wat je erover kunt zeggen met evenveel recht en reden het tegenovergestelde beweerd kan worden. Zo gauw zij in een kader past, moet je héél erg uit gaan kijken.

> er zijn goeie en er zijn teveel slechte (gepubliceerde bundels) Ik heb daar geen onderzoek naar gedaan. Kan er dus niets over zeggen. Wel volg ik - voor zover mogelijk - enigszins wat er uitkomt. Ik deel je indruk niet, zoals ik al zei.

> wat mij het meest verbaast zijn bundels waarin een aantal zeer sterke
> gedichten staan maar evengoed flauwe woordspelingen, vage verwijzingen,
> raadseltjes.

Zonder concrete voorbeelden kan ik daar niets over zeggen.

> De clichématige woordspelingen, de herhaling van het lelijke woord
> 'wiskunde'; het gaat door merg en been. Dat is eerder regel dan
> uitzondering in Hanegraafs tweede bundel. Proefsteen bevat, kortom, een
> handvol interessante gedichten maar schiet op de meeste fronten ernstig
> tekort. (Bouke Vlierhuis) zoiets kan een goede dichter toch niet doen,
> denk ik dan. als je kwaliteit hebt, weet je dat toch? dan ga je toch
> niet voor een paar goeie, opgevuld met wat rommel om de bundel vol te
> krijgen? daarmee laat je toch zien dat je jezelf niet serieus neemt?
> zijn de goede gedichten gelukstreffers?

Veel gezag dicht ik Bouke Vlierhuis, in elk geval op dit moment, niet toe. Dat hij 'wiskunde' een lelijk woord vindt, tja, jammer voor hem ;-) Maar wat belangrijker is: welke criticus het ook zou betreffen, ik doe nooit een uitspraak over een bundel die ik niet heb gelezen. Ik heb 'Proefsteen' hier wel liggen, maar heb hem nog niet goed genoeg gelezen om er iets over te zeggen. Toen ik mijn stuk over Stokgooier en lezer schreef, was Proefsteen nog niet verschenen.

> jij
> hebt de kennis in huis.

Altijd leuk om een reputatie te hebben, maar met die kennis valt het erg mee hoor, of tegen, het is maar hoe je het bekijkt. En wat wezenlijker is: ik heb lang geleden besloten dat ik me niet door kennis wil laten hinderen. Vóór alles wil ik een onbevangen lezer zijn. Pas bij nadere reflectie mag de kennis, voor zover aanwezig, uit de kast komen.

> maar je wilt toch niet zeggen dat ik, omdat ik het niet eens ben met je,
> niet zou luisteren? is alleen degene die beaamt een goede luisteraar?

Zeker niet. Alleen was me uit een eerdere discussie bijgebleven dat jij een aantal critici zoveel gezag toekent dat ze voor jou een objectieve waarde vertegenwoordigen, iets waar elk werk aan getoetst kan worden. Ik ben pas blij als een werk de theorie onderuit haalt. We staan daarin zo lijnrecht tegenover elkaar, dat we hoogstens tot herhaling van zetten zouden kunnen komen. Dacht ik in elk geval voor ik me aan de vorige mail zette. Laten we het erop houden dat mijn jaarringen een beetje strak zaten ;-)

> ik haal je even aan: dat een gedicht een gedicht is als het als
> zodanig gepresenteerd wordt.
> dat doet mij denken aan de papoea die voor de witte pater, wiens fiets
> het had begeven, van bamboe een nieuwe fiets maakte, zo uit zijn bolle
> hoofd nagebouwd. dit is een fiets zei hij trots, hij presenteerde zijn
> fiets als een fiets. het was een nauwgezette kopie van paters fiets.
> maar ja, geen onderdeel kon draaien.

Ik zeg ook niet dat elk gedicht dat zich als zodanig presenteert een goed, een 'werkend' gedicht is. Maar de term reserveren voor een werk dat aan bepaalde theoretische voorwaarden voldoet is in mijn ogen de dood in de pot, zie boven.

> wie zich niet wil toetsen kan beter een andere stiel zoeken.

Tuurlijk. Wie hier beweert van niet?

> Het allerlaatste wat ik een lezer wil ontzeggen is wat dan ook aan een
> gedicht te ontlenen. Het laatste wat ik een gedicht wil ontzeggen is om
> welke functie dan ook te vervullen. Hoe meer hoe beter.

daar ben ik het van harte mee eens. de vraag die mij bezighoudt is: wat is een gedicht? wanneer is een geschreven tekst een gedicht? jij gaf twee aanwijzingen. het is een gedicht als het als zodanig wordt gepresenteerd, en het bepalen van de regellengte maakt het tot een gedicht. in dat laatste geval meen ik dat de "tekst in regels" zich als tekst onderscheidt van proza, maar daarmee nog geen gedicht is. 300 volgeschreven A4tjes zijn nog geen roman. voorbeeld:

Ik kan zeggen
wat ik wil
Al zeg ik
ik weet niet wat
Wat ik ook zeg
ik zeg te ...

is dit een gedicht? omdat de regellengte bepaald is? (het zijn regels uit een les slavische talen)

wat men als gedicht presenteert is daarmee een gedicht?

ik heb grote moeite met beide omschrijvingen, want ze zijn niet toetsbaar. je kunt niet jezelf je norm zijn, want dan verliest alles zijn betekenis. betekenis is afspraak, normbepaling en de erkenning daarvan.
.
als ik helemaal alleen op de wereld ben, kan ik kan vinden dat ik groot ben, dik, dun, klein. (ik zou de begrippen niet kennen, maar ik gebruik hier een eenvoudig voorbeeld) er zijn geen medemensen met wie ik behoor tot een groep die een algemene deler, een toetsmogelijkheid biedt voor mijn waarden. mijn waarden hebben dus geen geldigheid. wanneer ik wel behoor tot een groep, maar iedereen mag zeggen, groot tevens klein, dik ook dun te zijn, dan is er sprake van een platgenivelleerde samenleving, waarin ieder toetsvrij is. het gekke is dat in beide gevallen communicatie niet meer mogelijk is. er zijn geen geldende afspraken. in het eerste geval hebben mijn woorden geen betekenis. in het tweede voorbeeld zijn mijn en hun woorden zonder betekenis. betekenis wordt verklaard met betekenis zelf. de taal sterft. dag dichter.

> Vind ik niet, maar dat wordt nietes-welles.

precies.
als er op deze lijst de voorkeur aan wordt gegeven alleen dergelijke opmerkingen bij een gedicht te plaatsen, dan is het babbelen over smaak en interesse. dat is jammer voor de lijst, vind ik.

> Het roept een eigen
> werkelijkheid op die bij sommige lezers appelleert aan een
> corresponderende
> werkelijkheid. So what?

niks mis mee. dát is nou juist wat ik verwacht te vinden in de tekst, in kunst groot of klein, dat het een Eigen werkelijkheid oproept. mijn kritiek op hanegraaf is juist dat ze dat niet doet. ze roept geen Eigen werkelijkheid op, ze geeft de werkelijkheid als ware het een bericht uiit de krant. daarop slaat het vloeken in de kerk.

> doe ik geen uitspraken. Over poëzie zeg ik dit: die moet niets, behalve > zichzelf zijn in al haar gedaanten.

dat leidt volgens de voorbeelden hierboven genoemd, tot de dood van de taal en daarmee van alle geschreven kunst. maar ik neem aan dat jij je definitie van wat een gedicht is wel wat scherper kunt stellen. ik geloof niet in ongestructureerde vrijheid blijheid.

> dat zijn dat tegenover alles wat je erover kunt zeggen met evenveel
> recht en reden het tegenovergestelde beweerd kan worden.

dat is een facet van het vernieuwen, dat je moet schoppen, trekken en duwen tegen 'gevestigde normen'. daarom ook verschuift de toets 'wat is kunst' met de tijd. nieuwe stromingen, nieuwe aanvallen van jonge kunstenaars, andere tijden, nieuwe technieken, alles werkt op gevestigde waarden in. gelukkig maar.

> heb lang geleden besloten dat ik me niet door kennis wil laten hinderen.
> Vóór alles wil ik een onbevangen lezer zijn. Pas bij nadere reflectie
> mag de kennis, voor zover aanwezig, uit de kast komen.

dat is ook mijn manier van lezen.

> Ik zeg ook niet dat elk gedicht dat zich als zodanig presenteert een
> goed, een 'werkend' gedicht is.

gelukkig maar, zit ik daar regelslang te filosoferen ..

> ja, want ik heb het niet over de lezer, nooit, ik heb het over wat de
> dichter doet en wat de dichter doet met de lezer.

Volg de discussie met interesse. Maar hier verbaas je me toch. Was jij het niet die laatst met zoveel instemming Amos Oz aanhaalde die zegt: 'wie de kern van het verhaal zoekt in de ruimte tussen het werk en degene die het geschreven heeft, vergist zich: het is erg de moeite waard om niet te zoeken in het gebied tussen het geschrevene en de schrijver, maar in het gebied tussen het geschrevene en de lezer'? Naar mijn idee (maar daar denk jij misschien anders over?) kan 'het geschrevene' net zo goed op proza als op poëzie slaan. Impliceert dat dan niet dat het er niet om gaat wat de dichter doet met de lezer, maar wat de tekst (i.c. het gedicht) doet met de lezer? En omdat alle lezers verschillend zijn ontstaat naar mijn idee juist potentiële betekenisrijkdom. Maar dat betekent dus ook dat je een tekst niet vast kan pinnen op: dit is een (al dan niet goed) gedicht, omdat dat op z´n minst mede afhangt van de interactie tussen tekst en lezer.

Relativisme dit? zoals je Edith lijkt toe te schrijven die als criterium voor een gedicht geeft dat het als zodanig moet worden gepresenteerd en dat de regellengte door de dichter wordt bepaald? Voor zover ik het meen te begrijpen voldoet jou dit criterium niet omdat het niet toetsbaar zou zijn. Wat jouw criterium dan wel is wordt me niet helemaal helder, behalve (niet onbelangrijk) dat het gedicht een eigen werkelijkheid op moet roepen. Ja, maar als je de consequentie uit Amos Oz' woorden trekt, kan dat dus voor iedere lezer anders zijn. Betekent niet dat het daarmee betekenisloos wordt volgens mij, omdat de interactie tussen lezer en tekst niet alleen interactie op dat moment is, maar interactie in een historische context, interactie met wat het gedicht of de taal die wordt gebruikt ook aan eerdere betekenistoekenning met zich meedraagt, ook al kun je daar de vinger niet op leggen altijd. Ik vind het juist interessant de ruimte die voor betekenis geopend wordt op het moment dat je afstand doet van betekenis als afspraken, normbepalingen en de erkenning daarvan als vaste eenheden, en zegt dat die normen en afspraken zelf vloeibaar zijn en in continuë verandering onder invloed van de interactie tussen tekst en verschillende lezers.

> een gedicht een gedicht is als het als zodanig gepresenteerd wordt.
> Vervolgens ga ik met een open geest bekijken of ik het een goed gedicht
> vind en waarom. Vaste waarden heb ik daarbij niet, ik laat me graag
> verrassen. Geen geboden, geen zekerheden.

In het verlengde ervan is Kunst wat zich als Kunst presenteert. Kunst is zo'n samenspel van artefact, context, ontvanger-zender etc. etc. dat het m.i. weinig zinvol is om de mate van kunst-heid te laten afhangen van de mate van referentialiteit... Je kunt bijvoorbeeld ook een kunstwerk hebben, dat op het eerste gezicht erg concreet lijkt te refereren aan iets in de wereld, maar door de setting/structuur/medium of wat dan ook, krijgt de 'message' iets extra, waardoor het niet blijft bij alleen die referentie. Zo kan bijv. een landschapsfoto - dat op het eerste gezicht erg duidelijk refereert aan bijvoorbeeld de Linge - wel degelijk Kunst zijn, omdat de compositie heel ...kunstig is.

> jij het niet die laatst met zoveel instemming Amos Oz aanhaalde die
> zegt: 'wie de kern van het verhaal zoekt in de ruimte tussen het werk en
> degene die het geschreven heeft, vergist zich: het is erg de moeite
> waard om niet te zoeken in het gebied tussen het geschrevene en de
> schrijver, maar in het gebied tussen het geschrevene en de lezer'?

dat is inderdaad mijn 'heilige' overtuiging. maar het was een andere grrl en ik beaamde dat ik dat ook gemeld had in eigen woorden.

> niet dat het er niet om gaat wat de dichter doet met de lezer, maar wat
> de tekst (i.c. het gedicht) doet met de lezer?

nee. want uiteraard lees ik, en vind dat dichters werk mank gaat, waar wat mij betreft het gedicht nou juist mee moet komen, met die eigen werkelijkheid, die niet een directe verwijzing/bveschrijving van echte werkelijkheid mag zijn. vinnik dan. want dan is er geen ruis. niks tussen de regels, gewoon een mededeling. die op zich wel mooi geschreven kan zijn, zelfs een beeld kan oproepen, maar geen ruis. ruis = dat extra wat alle kunst biedt, die zit in de interactie tussen werk en lezer. daarvan hangt voor mij dus af of ik een gedicht kan waarderen als écht gedicht. voor mij persoonlijk is het niet eens belangrijk, daarover iets te zeggen of vinden, maar in het algemeen, en nu we het op deze lijst toch hebben over wat we lezen, uit ik mijn verbazing (en teleurstelling) over de toenemende informatieve kwaliteit van de literatuur van nu. zoals een trotse filmregisseur zei: we tried to stay as close as we could to reality. maak die film dan maar niet, denk ik dan. schrijf dat boek niet, schrijf alsjeblieft niet een 'gedicht'.

> helemaal helder, behalve (niet onbelangrijk) dat het gedicht een eigen
> werkelijkheid op moet roepen. Ja, maar als je de consequentie uit Amos
> Oz' woorden trekt, kan dat dus voor iedere lezer anders zijn.

ja, dat hoop ik van wel. onze memen bepalen dat voor ons. maar zie bovenstaande. ik zit niet naast de dichteres, ik kijk niet over haar schouder. ik sta met haar product in handen, als lezer. en daar sta ik dan, zonder ruis.

> Betekent niet dat het daarmee betekenisloos wordt volgens mij, omdat de
> interactie tussen lezer en tekst niet alleen interactie op dat moment > is, maar interactie in een historische context, interactie met wat het > gedicht of de taal die wordt gebruikt ook aan eerdere > betekenistoekenning met zich meedraagt, ook al kun je daar de vinger > niet op leggen altijd.

onze memen kunnen dat wel ;-) daarom zal binnen een cultuur (een stelsel van bewust en onbewust geaccepteerde afspraken, normen en waarden) alles betekenis hebben. maar in een anarchie, die betekenis ontkent, culturele standaard ontkent wordt, daarin is niets meer te herkennen. zo is het wanneer ieder zijn eigen norm meent te zijn, aan alles een uitsluitend eigen waarde mag geven. dan telt niets en is alles onherkenbaar.

> juist interessant de ruimte die voor betekenis geopend wordt op het
> moment dat je afstand doet van betekenis als afspraken, normbepalingen
> en de erkenning daarvan als vaste eenheden, en zegt dat die normen en
> afspraken zelf vloeibaar zijn en in continuë verandering onder invloed
> van de interactie tussen tekst en verschillende lezers.

ja dat is ook heel interessant. dat is ook de manier waarop ik lees. ik heb hier al meer dan eens gezegd dat wanneer cultuur verandert, normen en waarden veranderen en dus ook de toets voor wat kunst is verandert. ik denk niet dat we het over verschillende dingen hebben. het is een kwestie van stellen en lezen.

er zijn dichters die de woorden losweken van hun afgesproken betekenis. faverey o.a. bij veel lezers dringt het woordje ontoegankelijk zich op. maar ik vind het prachtig, al was het maar om wat met taal mogelijk is. dat blijft een wonder. ik betreur het dat sommige schrijvers en dichter niet veel met dat wonder doen.

> Ik vind het juist interessant de ruimte die voor betekenis geopend wordt
> op het moment dat je afstand doet van betekenis als afspraken,
> normbepalingen en de erkenning daarvan als vaste eenheden, en zegt dat
> die normen en afspraken zelf vloeibaar zijn en in continuë verandering
> onder invloed van de interactie tussen tekst en verschillende lezers.

Daar ben ik het mee eens.

> de vraag die mij bezighoudt is: wat is een gedicht? wanneer is een
> geschreven tekst een gedicht?
> jij gaf twee aanwijzingen. het is een gedicht als het als zodanig
> wordt gepresenteerd, en het bepalen van de regellengte maakt het tot een
> gedicht. in dat laatste geval meen ik dat de "tekst in regels" zich als
> tekst
onderscheidt van proza, maar daarmee nog geen gedicht is (...) > ik heb grote moeite met beide omschrijvingen, want ze zijn niet toetsbaar.

Als ik al een definitie moet maken van wat een gedicht is, dan wil ik hem zo breed mogelijk maken en bovenal non-normatief. De sonnetten van Hooft moeten er evenzeer in passen als de ready mades van de Barbarberdichters. Zowel het taalspel van Drs P. als het parlando van Kopland moeten eronder vallen. Op eenvoudig verwoorde observaties én meerduidig en/of hermetisch werk.moet de 'definitie' van toepassing zijn. Wat ik zelf goede gedichten vind wil ik heel bewust buiten de definitie houden. Waarom? Omdat het allemaal naast elkaar bestaat. En omdat ik dat vooral zo wil houden. Omdat ik niet wil vastzitten in de waan van de dag, de mode van het ogenblik. Omdat ik niet geloof in poëzie als een kunstvorm waarin op een bepaald ogenblik dingen 'niet meer kunnen'. Het aardige van de poëzie na de twintigste eeuw is nu juist dat zo ongeveer alles kan. In de twintigste eeuw is de poëzie effectief losgemaakt van de vaste kaders waarin zij 'mocht' bestaan. Daarnaast zijn de meer traditionele dichtvormen gebleven. Vrijheid zorgt voor onzekerheid. Vrijheid zorgt ook voor kansen. Niet toetsbaar, deze twee omschrijvingen? Ze zijn bij uitstek toetsbaar, niets gemakkelijker dan dat. Wat ik er niet mee geef is een instrument om de kwaliteit van een gedicht te bepalen. Dat is ook niet de bedoeling. Geef mij de lezer die elke keer opnieuw voor zichzelf uitmaakt of een gedicht voor haar-hem kwaliteit heeft en waaruit die bestaat. Laat de lezer daar elke keer opnieuw haar-zijn eigen woorden voor zoeken. Doodt dat de taal? Integendeel. Het houdt de taal, en de poëzie, levend.

even melden dat ik de discussie buitengewoon boeiend en waardevol vind. en wat mij betreft nog zeer leerzaam ook. nog meer wat mij betreft: ga door, ga door! en laat ook anderen meepraten asjeblieft. ik praat niet mee - te weinig onderlegd op dit gebied, te weinig mening erover, maar vol belangstelling en leergierigheid. nuttig dames, zeer nuttig!

je was me net even voor, zeer leerzaam deze discussie.

> ik praat niet mee - te weinig onderlegd op dit gebied, te weinig mening
> erover, maar vol belangstelling en leergierigheid.

En teveel onder de indruk van het moet allemaal Kunst wezen en herkenning schijnt uit den boze te zijn? Ik zie de grrls niet als een jury die het allerkunstzinnigste moet honoreren, maar als grrls die een gedicht citeren dat hen iets deed, waardoor dan ook, in de hoop dat ook anderen ervan zullen genieten. Degene die het gedicht instuurt doet dat niet zomaar. Die heeft er iets mee, geeft iets van zichzelf prijs. Dat is bij een gedicht nog veel sterker dan bij een roman. Als je alleen op literair gehalte zou kiezen dan kun je veilig afstand bewaren, maar zo kiezen mensen meestal niet. Daarom lijkt een negatief oordeel me alleen op zijn plaats als het in balans is met wat er wél goed of mooi leek aan het gedicht.

> En teveel onder de indruk van het moet allemaal Kunst wezen en
> herkenning schijnt uit den boze te zijn?

alle kunst is herkenning en emotie. ik ben het daarmee van harte eens, het tegendeel is niet door mij gesteld. maar wat herkenning en emotie oproept is niet vanzelfsprekend kunst.

> Ik zie de grrls niet als een jury die het allerkunstzinnigste moet

wie ziet dat dan wel zo?

> grrls die een gedicht citeren dat hen iets deed,
> waardoor dan ook, in de hoop dat ook anderen ervan zullen genieten.

"ik vond het mooi en ik hoop jullie ook". is dat de kwaliteit van de grrls? ik bespreek juist niet emotie en herkenning, want die zijn een kwestie van smaak en persoonlijke voorkeur. het is best leuk en interessant om elkaar daarvan op de hoogte te stellen, maar er valt weinig (met rede) aan te bespreken. ik beperk me tot de literaire waarde van een werk. als je ( je = men ) het daarmee niet eens bent, geef dan een onderbouwing van je mening. ik ben blij met iedere reactie. wie het zegt doet er niet toe, alleen dat wat gezegd wordt.

> alle kunst is herkenning en emotie. ik ben het daarmee van harte eens,
> het tegendeel is niet door mij gesteld. maar wat herkenning en emotie
> oproept is niet vanzelfsprekend kunst.

En dat hoeft dus ook niet per se was mijn stelling.

> En teveel onder de indruk van het moet allemaal Kunst wezen en
> herkenning schijnt uit den boze te zijn?
> Ik zie de grrls niet als een jury die het allerkunstzinnigste moet
> honoreren, maar als grrls die een gedicht citeren dat hen iets deed,
> waardoor dan ook, in de hoop dat ook anderen ervan zullen genieten.

teveel onder de indruk? ik? neu... dachiknie. het is voor mij niet anders dan de loodgieter die naar mijn weigerachtige badgeiser kwam kijken, en die me van alles uitlegde waar ik niets van begreep maar wat ik wel buitengewoon interessant vond. voelde ik me zijn mindere? in zeker opzicht - ja. zijn vakkennis en vakkundigheid - daar heb ik groot respect voor. moet ik me schamen dat ik die niet (ook) heb? welnee, waarom? ik hoef toch niet alles te weten en te kunnen? kijkt hij op me neer omdat ik die niet heb? dat is dan zijn probleem. hoogstens verspeelt hij daarmee een kop koffie. want ik draai me om en ga iets anders doen. iets wat ik dan weer wel kan en hij (misschien) niet. and that's it. vervang 'loodgieter' door n'importe wat: dichter, schrijver, wetenschapper, stratenmaker - het verhaal blijft hetzelfde.

> het is voor mij niet anders dan de loodgieter die naar mijn
> weigerachtige badgeiser kwam kijken, en die me van alles uitlegde waar
> ik niets van begreep maar wat ik wel buitengewoon interessant vond.
<knip>
> ga iets anders doen. iets wat ik dan weer wel kan en hij (misschien)
> niet. and that's it. vervang 'loodgieter' door n'importe wat: dichter,
> schrijver, wetenschapper, stratenmaker - het verhaal blijft hetzelfde.

Het zou jammer zijn als mensen gaan denken dat ze verstand moeten hebben van poëzie om mee te mogen praten. Er ontploft hier niets bij ondeskundigheid, er zijn geen levens mee gemoeid. Iets mooi vinden is in mijn ogen niet voorbehouden aan dichters/schrijvers/wetenschappers. Dat de een beter dan de ander kan uitleggen waaróm is vers twee, maar niet belangrijk genoeg, geen reden om de gedichtenlijst dan maar over te laten aan, ja hoeveel deskundigen? Twee, drie, vier misschien? Als iemand de hobby heeft om te willen uitleggen waarom ze vindt dat iets geen literaire waarde heeft, dan gaat zij lekker haar gang, allicht hoor je nog eens iets wat je interesseert, zolang het maar niet de teneur heeft dat een ander dat niet-literaire dus niet mooi mag vinden. En dat gebeurde: ''vloeken in de kerk''.
"Ik vond het mooi en ik hoop jullie ook", is dat de kwaliteit van de grrls?'' werd er gevraagd. Daar blijft het zelden bij, maar ja, het zou best mogen. Je wordt ook dan serieus genomen. Ieder zijn stiel inderdaad, maar ook iedereen kan meedoen.

Ik vind ook dat een ieder hier op haar manier een steentje bedraagt. Gewoon meedoen en kijken welk gedicht jou aanspreekt. Ik ben ook maar een leek op dit gebied, maar geniet ervan en leer ervan. Ook als ik eens iets fouts mocht zeggen, nu, wat dan nog.

in 'Stokgooier' las ik denk ik hetzelfde als Leidje:

>Treurig word ik van dit gedicht. Ik ben oud genoeg om de mensen die zo
> leefden te kennen. De intelligente mensen, vaak de vrouwen, die niet de
> mogelijkheid hadden om zich boven de armoe uit te vechten door te lezen
> en te leren. Hun kracht was niet die van stoer stokken gooien en alleen
>het veld inlopen zoals de hij in het gedicht dat wel doet, kan doen. Het
> is een verhaal waarvan ik dan ook wil weten of de hij het waarmaakt. Of
> hij een dromer blijft of iets met zijn kennis en kracht doet. 'Wat was
> hij geworden' wat is hij geworden?

hij/zij werd een Stokgooier!

en nee, ik vind dat Marijke Hanegraaf in Stokgooier 'verklaart'! in wat andere gedichten uit Proefsteen was het met wat minder tekst spannender geworden.

ik ben heel blij met alle uitleg!
en omdat ik ook nog steeds blij ben met Proefsteen, hier nog één gedicht van Marijke Hanegraaf:

Het boek


Met een boek in geschenkverpakking
ging de vrouw naar de jongen, al wist ze

dat hij de zinnen niet zou lezen, misschien
kon hij wat bladeren naar het verhaal.

Het boek was een gebaar geworden
en de vrouw week

voor witte bewaarders die zich bogen over zijn bed
hem dekten, wekten, verwezen.

ze wou dat hij-
maar hij was te ziek voor een verzinsel

liever wilde hij ophouden
met pogingen tot begrijpen en liever

was de vrouw niet de vrouw geweest
met een boek in een geschenkverpakking

voor de jongen die genoeg had van regels
zelf aan de leiband liep van een duistere plot.
 

 
Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 17/11/06  Eisjen

Terug naar top pagina