Jean Pierre Rawie's Sterfbed vind ik mooi, maar optimisme is een morele
plicht zoals Bril gisteren (spottend?) in De Volkskrant schreef. Het
wordt Rekenmachine van Chris Honingh (1951)
Rekenmachine
De stilte even voor er regen valt is
een fenomeen dat atmosfeer haast
voelbaar maakt; een bladerloze linde
schampt de gevel, ook nu het windstil
oogt. Druppels vormen vochtpatronen.
Welgeteld ben jij de enige, de straat
is verder leeg, zwarte jas, wat zwarter
door de regen, op je hoed een waas
van pareltjes, pas als ik de trap afdaal
kom ik je tegen. Laten we hernemen:
het talud, ribes in opvallend rode gloed,
je hebt je voet nog net niet op mijn pad
gezet, zal je komen, zal je gaan. Nu moet
je weer opnieuw beginnen, je loopt mijn
straat in, krijgt te weinig wisselgeld terug,
koopt een krant, komt uit het trapportaal...
We zijn terug bij nul, het uitgangspunt,
nihil. Balancerend op de smalle rand
van doodgewone regelmaat, geen moment
komt met een ander overeen; je hebt
de troeven in je hand, je weet het niet.
Ik vind het mooi, hoe hier wordt nagerekend hoe wat gebeurd is anders
had kunnen verlopen als er actie was ondernomen.(dat is mogelijk voor de
''je'', maar ik weet niet of dat de ik of de jij is of ''men''. Het
laatste denk ik.) De ik, man/vrouw (ik zag een man voor me, ook toen ik
nog niet wist dat Chris Honingh een man is) beseft dat er iets gezegd of
gedaan had kunnen worden tijdens het passeren van een onbekende. Gaan of
komen, er lag een mogelijkheid tot beslissen. Het moment was al
bijzonder, voelbaar gemaakt door de beschrijving van de stilte voor de
regen. De zinnen hebben lichte haperingen doordat ze steeds aan het eind
van de regel worden afgebroken en op de volgende verdergaan. Die
haperingen passen bij het ontdekkend terugdenken.
Hoewel het gedicht beeldend is beschreven moet ik toch goed kijken wat
er precies staat na :''nu moet je weer opnieuw beginnen''. Ik zag eerst
de film teruggedraaid worden omdat de onbekende eerst te weinig
wisselgeld terugkrijgt en pas daarna een krant koopt. Maar dan loop ik
stuk op het trapportaal waar hij 'uit' komt. De film loopt dus niet
terug maar opnieuw, de onbekende komt de straat in, koopt kennelijk iets
anders waarvoor hij te weinig wisselgeld terugkrijgt, koopt een krant,
komt het trapportaal uit. Hoewel de uitkijkplaats van de ik niet genoemd
wordt, weet je dat hij voor het raam stond en daarna naar buiten liep.
Ik vind Honingh sterk in het suggereren van sfeer. Anders dan in veel
gedichten die ik doorlas is het slot sterk, qua vorm én inhoud: ''je
hebt de troeven in je hand''. Als dat niet optimistisch is. Maar ''je
weet het niet''.
Chris Honingh werd geboren in 1951 in Amsterdam, waar hij een opleiding
voor tekenleraar volgde. Titels van zijn bundels zijn:
De rinkelbom
Reis naar vallentgod
Een hoed van panamastro

jop

Een prachtig beeldend en helder gedicht, mooie zinnen, de mooiste zin
is: >Balancerend op de smalle rand van doodgewone regelmaat<
bedankt voor dit gedicht
Jop,
je bedoelt met 'als dat niet optimistisch is' toch niet echt dat je het
optimistisch vindt? Ik snap er dan niets van, denk ik. Op mij komt het
gedicht over als een groot 'net niet, een weer net niet'. En door die
kennelijk doodgewone regelmaat is het al vaak niet gelukt, de ontmoeting.
Dat de ander de troeven al die tijd in de hand heeft en er geen weet van
heeft, geeft volgens mij niet veel hoop voor de toekomst.
Ik vind de eerste regel de mooiste, na de titel Rekenmachine. De stilte
- alles is 'even' lijkt het- voor er regen valt. Alles klopt, is even,
gelijk, recht, goed, verder nog uitgewerkt in de rest van de eerste
strofe, en dan die rust, die windstil oogt. Maar het niet is. Het stormt
ergens! Er zit spanning in dit gedicht. Want daar is de 'jij' weer.enz.
Ook door dat 'balancerend op de rand van doodgewone regelmaat'
wordt de spanning voelbaar. Het is anders dan het lijkt.
Bedankt voor dit voor mij nieuwe gedicht.
Goede keus.
>
Jop, je bedoelt met 'als dat niet optimistisch is' toch niet echt dat je
> het > optimistisch vindt?
Waarachtig wel, dat zal de optimist in mij zelf wezen, vrees ik dan. Jij
gaat ervan uit dat ''de ander'' de troeven in de hand heeft, terwijl ik
dacht dat hij bedoelde dat een mens zijn lot in eigen hand heeft, de
gelegenheid niet ongebruikt voorbij moet laten gaan. Hij had die ander
die hem intrigeerde toch aan kunnen spreken. Dat deed hij niet.
Het moment ging voorbij. Omdat hij niet besefte dat hij zelf de
troeven in handen had. Lees ik het gedicht dan aantoonbaar verkeerd?

> Waarachtig wel, dat zal de optimist in mij zelf
wezen, vrees ik dan. > Jij gaat ervan uit dat ''de ander'' de troeven in
de hand heeft, terwijl > ik dacht dat hij bedoelde dat een mens zijn lot
in eigen hand heeft, de > gelegenheid niet ongebruikt voorbij moet laten
gaan.
Ja, dit is inderdaad een optimistische gedachte, een mens heeft,
laten we zeggen voor een groot deel, zijn lot in eigen hand.
> Hij had die ander die hem intrigeerde toch aan
kunnen spreken. Dat deed hij niet. Het moment ging > voorbij.
Omdat hij niet besefte dat hij zelf de troeven in handen had.
Ik las het niet zo, maar in wezen maakt dat volgens mij niet veel
verschil voor de afloop. Of de ander geen besef heeft van de troeven in
zijn hand en niets doet, of dat de ik wél beseft de troeven in handen te
hebben, maar ook niets doet. In beide gevallen gaat het feest niet door.
Ik lees er onvermogen uit. Ik zie de toekomst voor die twee somber in!
Veel gezwijg.
>Lees ik het gedicht dan aantoonbaar verkeerd?
Moet jij nu ook aan de vragen denken, die vroeger op school bij de
gedichten stonden: Wat bedoelt de dichter met..... Ik wist het heel vaak
niet, en nu ook niet;-) maar dat maakt het gedicht juist intrigerend.
ik
houd er wel van om te kijken wat er staat en niet raak te associëren.
Ook al kun je ''je'' op drie manieren interpreteren, toch denk ik dat
alleen jouw visie past. Leed doet het beter in poëzie dan zo'n opgewekte
constatering dat je de volgende keer eens wat initiatiefrijker gaat zijn
;-)
Ik proef dat je het in dit gedicht eigenlijk jammer vindt dat leed het
beter doet in poëzie. Je zag die twee al helemaal een mooie oude dag
hebben samen. En jij had ze dan toch maar mooi dat ene duwtje gegeven....
Ik hou wel van fantaseren ;-))
>
Waarachtig wel, dat zal de optimist in mij zelf wezen, vrees ik .>
Prachtig. Ik vrees dat ik een optimist ben. Daar ga ik even over
nadenken.
