Rutger Kopland / Patty Scholten


Vertrek van dochters

Ze moesten inderdaad gaan, ik had het gezien
aan hun gezichten die langzaam veranderden
van die van kinderen in die van vrienden,
van die van vroeger in die van nu.

En gevoeld en geroken als ze me kusten,
een huid en een haar die niet meer voor mij
waren bedoeld, niet zoals vroeger,
toen we de tijd nog hadden.

Er was in ons huis een wereld van verlangen,
geluk, pijn en verdriet gegroeid, in hun
kamers waarin ze verzamelden wat ze mee
zouden nemen, hun herinneringen.

Nu ze weg zijn kijk ik uit hun ramen en zie
precies dat zelfde uitzicht, precies die
zelfde wereld van twintig jaar her,
toen ik hier kwam wonen.

Rutger Kopland, Dit Uitzicht, Van Oorschot, Amsterdam, 1982

en:

Oude dames

Ruim voor de bus vertrekt zie ik ze naderen.
Ze lopen zo behoedzaam in de pas.
Hun schoenen passen altijd bij hun tas,
gezonde kousen steunen oude aderen.

Een fleurig sjaaltje siert hun saaie jas,
een beetje lipstick tegen het ontbladeren
en zilverwitte krulletjes omkaderen
't gezicht dat vroeger mooi of lelijk was.

Dit is mijn voorland, zo zal ik verwelken.
Ik maak een praatje met ze over 't weer
en ruik een vleug parfum van aronskelken.

De bus vertrekt. Ze zingen zacht een lied:
sirenen met een lofzang op weleer.
Ze wenken naar me. Maar ik wil nog niet.

Patty Scholten, Tralieliederen, Atlas, Amsterdam, 1999


Er is in ieder geval één ding dat we gemeen hebben, grrls, we zijn allemaal iemands dochter. Ook zijn we allemaal, de één kort, de ander langer of heel lang geleden uit huis gegaan.Veel grrls vonden een mannelijke partner. Je hoort vaak van moeders die het erg vinden dat hun kinderen het huis uitgaan, lege nest enzo, maar wat vaders voelen wanneer hun dochters bij een andere man willen horen, daarover hoor je niet zoveel. In 'Vertrek van dochters' eigenlijk ook niet, maar deze vader
maakt tenminste nog een gedicht!

Zelf heb ik er nooit bij stil gestaan hoe mijn vader het vond dat ik uit huis ging. Ik ging weg, het avontuurlijke leven met een man lokte, dáág Pap! Ik zie nu ipv de dichter die in de kamer van zijn dochter staat mijn vader in mijn kamer staan. Hij weet dat hij niet meer de belangrijkste man in m'n leven is. Dat moet voor een vader een schok zijn. Meer dan 18 jaar was hij de enige, - dacht hij. We hebben nooit samen gesproken over zijn gevoel bij mijn vertrek. Een generatie later praatte ook mijn man niet met onze dochters over wat hun vertrek voor hem betekende. Ik ben heel benieuwd of anderen dat herkennen.

In het tweede gedicht, Oude Dames, is de vrouw 'ik' nog niet oud. Nog láng niet, -lijkt ze te denken- en ze observeert vrouwen die al wel oud zijn en op het punt staan te vertrekken. Niet het volle leven tegemoet, maar al bijna aan het eind van de reis.

Ik heb er hier in het dorp eens op gelet: inderdaad liepen er voorzichtig een paar keurige dames met grijze krulletjes, wintermantel en bijpassende schoenen, maar een handtas heb ik niet bij ze gezien, die is alleen voor 's zondags naar de kerk. En sinds er ook hier vrouwen van handtassen beroofd worden door knapen op snelle brommers, zie je die kennelijk  aanlokkelijke dingen nog nauwelijks. Het merendeel van de oude vrouwen had een lange broek aan en droeg een schoudertas of een rugzakje. Er waren ook meer vrouwen dan ik dacht die géén grijze krulletjes hadden, maar het haar, grijs of geverfd, losjes opgestoken hadden, het in een staart
droegen of een haarband omhadden.

Het gedicht is uit een bundel van 1999 maar het lijkt me overdreven ouderwets. Zou dorp of stad verschil maken?

Ik vind zo'n gedicht met structuur toch wel wat hebben. Een klassiek sonnet. Alleen het rijm jas enz. is nou niet direct verrassend, maar de 'aderen' woorden liggen niet zo voor de hand en gaan toch heel vanzelfsprekend. Verwelken en aronskelken vind ik goed gevonden, beide verwijzen naar doodgaan en 'een vleug parfum van aronskelken' vind ik door de tegenstelling erin, heel sterk. De dames, sirenen, zingen een'lofzang op weleer'. Willen ze nog een man lokken? Dat 'sirenen' begrijp ik anders niet goed. Of zingen ze hier een liedje van verlangen, niet naar mannen, maar naar de tijd dat ze nog jong en mooi waren?


Het gedicht raakt me. Waarom? Het lijkt zo'n gewone observatie. Het gaat natuurlijk om de vraag: Waar sta ik als vrouw? Sta ik de bus na te kijken of zit ik er al in? Met welke vrouw identificeer ik me? Een jongere zal zeker denken, dat ik duidelijk al in de bus zit, figuurlijk gesproken, laatste reis, eindbestemming. Ikzelf voel me als de dichteres, sta het nog aan te kijken, kijk er tegenaan, zie er tegenop, ik wil nog niet. Of ik ooit zal willen? Ik zal wel moeten.


Waarom ik vandaag deze gedichten koos? Waarschijnlijk omdat er afscheid in de lucht hangt, zo'n eind van het jaar stemming, maar ik zocht ze ook uit omdat er geen generatie meer boven mij zit, en de dochters al lang geleden het huis uit zijn gegaan. Eergisteren waren ze bij ons en ik voelde duidelijk dat ze het fijn vinden om nog ouders te hebben. Misschien ook
iets van: een buffer tegen de dood. Maar vooral koos ik ze om me weer even dochter van 18 te voelen, en even te vergeten dat de bus al voorstaat.


Leidje
 



 

Woensdag Gedichtdag

 

Dank je wel voor deze gedichten en vooral voor je uitgebreide
overpeinzing bij beide. Inderdaad zeer passend bij deze dagen. Mijn dochters
nog niet zo heel lang het huis uit, waren weer even allebei "thuis".
Maar ook gisteren naar mijn moeder, die duidelijk aan het laatste stuk
bustocht bezig is, maar er in ieder geval nog is!
En ik sta daar tussenin. Dichter bij de dochters dan bij de moeder, denk ik.

't Was inderdaad meer een overpeinzing dan een bespreking. Heel persoonlijk even melden waar ik aan dacht bij het doorlezen van de twee gedichten. Soms ben je niet in de stemming voor uitpluiswerk.
Blijf maar dicht bij je dochters.


> Je hoort vaak van moeders die het erg vinden dat hun kinderen het huis
> uitgaan, lege nest enzo, maar wat vaders voelen wanneer hun dochters
> bij een andere man willen horen, daarover hoor je niet zoveel.
> In 'Vertrek van dochters' eigenlijk ook niet, maar deze vader maakt
> tenminste nog een gedicht!


Allebei prachtige keuzes!

Mijn vader maakte een gedicht op zijn eigen manier, hij richtte mijn huisje
in en kluste en knutselde en werkte in de tuin, ieder vrij weekend :-) Zo
uitte hij dat hij me miste, door zich onmisbaar te maken.

Ik heb zelf twee zonen en een dochter. De dochter het huis uit bracht een
oase van rust mee, maar als mijn jongste mannetje straks zal gaan. O jee,
daar zal ik veel gedichten aan wijden!

Onderstaand gedicht schreef ik toen mijn dochter 3 jaar geleden ging:

Vleugels

Ik hielp je je leven op te bouwen
je gaf mij je diepst vertrouwen
met bloedend hart laat ik je gaan
om op eigen benen te staan
en mijn vleugels dicht te vouwen

> In het tweede gedicht, Oude Dames, is de vrouw 'ik' nog niet oud. Nog
> láng niet, -lijkt ze te denken- en ze observeert vrouwen die al wel
> oud zijn en op het punt staan te vertrekken. Niet het volle leven
> tegemoet, maar al bijna aan het eind van de reis.
KNIP
> Het gedicht is uit een bundel van 1999 maar het lijkt me overdreven
> ouderwets. Zou dorp of stad verschil maken?

Ik ken ze allebei, de dames met grijze krulletjes en handtasjes, maar ook
dames van 65 die de mountainbike niet in de schuur laten staan en met
wapperende haren door de stad fietsen.

> Ik vind zo'n gedicht met structuur toch wel wat hebben. Een klassiek
> sonnet. Alleen het rijm jas enz. is nou niet direct verrassend, maar
> de 'aderen'woorden liggen
> niet zo voor de hand en gaan toch heel vanzelfsprekend.

Ik vind rijm ook prettig. Ik hou daar wel van, als het klopt en loopt en
klinkt.

> Verwelken en aronskelken vind ik goed gevonden, beide verwijzen naar
> doodgaan en 'een vleug parfum van aronskelken' vind ik door de
> tegenstelling erin, heel sterk.

Inderdaad, die proefde ik er ook in.

> De dames, sirenen, zingen een 'lofzang op weleer'.Willen ze nog een
> man lokken? Dat 'sirenen' begrijp ik anders niet goed. Of zingen ze
> hier een liedje van
> verlangen, niet naar mannen, maar naar de tijd dat ze nog jong en mooi
> waren?

Ik denk dat ze een lokzang zingen om jou te lokken naar je overgeven aan oud
zijn. "Ze wenken naar me. Maar ik wil nog niet.".

Mooi niet!


> Mijn vader maakte een gedicht op zijn eigen manier, hij richtte mijn
> huisje > in en kluste en knutselde en werkte in de tuin, ieder vrij weekend
:-) Zo > uitte hij dat hij me miste, door zich onmisbaar te maken.


Veel mannen zijn meer doeners dan praters. Ik las ooit van... Vestdijk???
'Een man vindt het vaak onnodig om tegen zijn vrouw te zeggen dat hij van
haar houdt. Hij denkt: ik zit toch bij haar, dan weet ze toch dat ik van
haar houd?' of woorden van gelijke strekking.

> met bloedend hart laat ik je gaan
> om op eigen benen te staan
> en mijn vleugels dicht te vouwen

Ja, vleugels dichtvouwen is niet altijd gemakkelijk

> Ik ken ze allebei, de dames met grijze krulletjes en handtasjes, maar ook
> dames van 65 die de mountainbike niet in de schuur laten staan en met
> wapperende haren door de stad fietsen.


Het gedicht over het vertrek van de dochters kende ik goed, het andere nog
niet. Voor mij is het een aansprekende tegenstelling die Kopland verwoordt:
de dochters veranderden, maar als hij naar hun oude uitzicht kijkt, ziet hij
dat de achtergrond van hun leven wel hetzelfde is gebleven.
Zelf verbeeld ik me ook dat de tuin die ik moest verlaten dit voor me vasthoudt.
Ik heb me op jouw vraag daarnaar afgevraagd of mijn vader liet merken dat
het verlies van de dochters aan een andere man hem moeilijk viel. Ik was al
een poos het huis uit toen ik trouwde, maar ik zag het hem wel moeilijk
hebben toen mijn zusje van huis uit trouwde. Herinner me dat hij haar naliep
toen het bruidspaar vertrok. Maar iets gezegd daarover? Dat kan ik me niet
herinneren. Laat staan een gedicht gemaakt, maar niet alle vaders zijn
Koplands.

Het gedicht over de oude dames roept de weerstand weer op. Tegen het blijven
hangen in de buitenkant, doen alsof verwelkt van buiten ook per definitie
verwelkt van binnen is: 'Praten over het weer, zingen over weleer'. Laat die
bus maar voorbij rijden.


> Voor mij is het een aansprekende tegenstelling die Kopland verwoordt:
> de dochters veranderden, maar als hij naar hun oude uitzicht kijkt, ziet
hij > dat de achtergrond van hun leven wel hetzelfde is gebleven.
> Zelf verbeeld ik me ook dat de tuin die ik moest verlaten dit voor me
> vasthoudt.


Van jou en je tuin begrijp ik het wel, als je daarmee bedoelt dat jij het
leven met de kinderen helemaal voor je ziet als je aan de tuin denkt. Ik
vraag me af of de kinderen ook dat gevoel hebben als ze aan de tuin denken.
Van mijn kinderen weet ik dat dat niet zo is. Het oude uitzicht zegt hun nog
weinig als achtergrond van hun leven. Logisch eigenlijk, ze hebben weer een
eigen plek als achtergrond.

> Ik heb me op jouw vraag daarnaar afgevraagd of mijn vader liet merken dat
> het verlies van de dochters aan een andere man hem moeilijk viel. Ik was
al > een poos het huis uit toen ik trouwde, maar ik zag het hem wel moeilijk
> hebben toen mijn zusje van huis uit trouwde.

Mooi, dat je dat zag en nog weet!

> Het gedicht over de oude dames roept de weerstand weer op. Tegen het
blijven > hangen in de buitenkant, doen alsof verwelkt van buiten ook per definitie
> verwelkt van binnen is: 'Praten over het weer, zingen over weleer'. Laat
die > bus maar voorbij rijden.

Ze zegt niets over de binnenkant, dat is waar. Maar de ik begint het praatje
over het weer, zoals zo vaak een gesprek begint met vreemden. Niet omdat de
oude dames geen ander gesprekonderwerp zouden hebben.
Ik heb de bustocht meer gezien als laatste traject van de levensreis. En
daar is de 'ik' nog niet aan toe. 't Kan nog zo gezellig lijken daarbinnen,
maar zij wil nog niet. Net zo min als jij. Nog lekker fel! En net zo min als
ik!
Ik vond de beschrijving van Patty trouwens niet ongeestig.


> Ze zegt niets over de binnenkant, dat is waar.

Juist wel in mijn visie. De oude dames zingen (weer heel stereotiep) de lof
van vroeger. En het onderwerp van gesprek kan weer alleen maar het weer
zijn. Ik ben er inmiddels achter waarom ik allergisch reageer op het afschilderen
van ouderdom als een zalige onnozelheid, als ''gezellig''. Familieleden die
oud werden hadden stuk voor stuk een tragische ouderdom met veel pijn. Daar
was ik niet op verdacht. Ik had ook van die stereotiepe ideeën over de
mogelijkheden van sociale aanspraak in een bejaardenhuis en over vredig oud
worden. De schrik over hun ellende zit me nog steeds in de benen en ik
verbaas me over de rozengeur en maneschijn. Is die nare werkelijkheid een
taboe?

> Van jou en je tuin begrijp ik het wel, als je daarmee bedoelt dat jij het
> vraag me af of de kinderen ook dat gevoel hebben als ze aan de tuin
> denken. > Van mijn kinderen weet ik dat dat niet zo is. Het oude uitzicht zegt hun
> nog > weinig als achtergrond van hun leven. Logisch eigenlijk, ze hebben weer
> een > eigen plek als achtergrond.

In het gedicht gaat het toch ook om de troost die het de váder biedt?
Alles gaat voorbij maar wat zij zagen toen ze thuis waren is er nog. Dat kan
hij nog zien. Denkt hij. Denk ik. Intussen zagen ze het niet of ze zagen het anders. Of er is inderdaad iets anders voor in de plaats gekomen.
Hoewel, ik zie het uitzicht van mijn jeugd nog altijd voor me. En ik hoor
nog hoe het haakje van het raam piepte en hoe de bloemenman luid roepend
gladiolen verkocht. Dat is er allemaal nog ook al is het er niet meer.


>. Ik had ook van die stereotiepe ideeën over de
> mogelijkheden van sociale aanspraak in een bejaardenhuis en over vredig
oud > worden. De schrik over hun ellende zit me nog steeds in de benen en ik
> verbaas me over de rozengeur en maneschijn. Is die nare werkelijkheid een
> taboe?


Ja en nee. Ja, als je alleen Plusmagazine leest, nee, als je geregeld in
bejaarden -of verpleeghuizen komt en goed rondkijkt.
Nee, als je gesprekken met eigen familieleden en vrienden over oud zijn kunt
voeren, en ja, als je geregeld in bejaarden- of verpleeghuizen komt en goed
rondkijkt.

> In het gedicht gaat het toch ook om de troost die het de váder biedt?
> Alles gaat voorbij maar wat zij zagen toen ze thuis waren is er nog. Dat
kan > hij nog zien.

Geen moment heb ik gedacht aan _troost_ die het uitzicht de váder zou
bieden! Ik dacht juist dat het uitzicht nu weer net zo leeg was als toen hij
er kwam wonen. Het uitzicht moest toen ahw nog ingevuld worden. Nu is de
invulling weg. Maar nu hij weet hoe vol het kán zijn, als zijn dochters met
vriendinnen aan komen fietsen, ik noem maar wat, valt de leegte hem extra
op. Dat maakt samen iets lezen zo spannend. Wat zie jij erin en wat zie ik.

> Geen moment heb ik gedacht aan _troost_ die het uitzicht de váder zou
> bieden! Ik dacht juist dat het uitzicht nu weer net zo leeg was als toen
> hij > er kwam wonen. Het uitzicht moest toen ahw nog ingevuld worden. Nu is de > invulling weg. Maar nu hij weet hoe vol het kán zijn, als zijn dochters
> met > vriendinnen aan komen fietsen, ik noem maar wat, valt de leegte hem extra
> op. > Dat maakt samen iets lezen zo spannend. Wat zie jij erin en wat zie ik.


Van jouw interpretatie kijk ik inderdaad verrast op. Had niet door dat je
het ook anders kon zien dan als troost voor de vader. Heb het gedicht nog
eens doorgelezen en je hebt gelijk dat die interpretatie mogelijk maar zeker
niet vaststaand is. Ik zie wel een aanwijzing in
niet zoals vroeger,
toen we de tijd nog hadden.
Tegen de verlopende tijd en daardoor het veranderen van de kinderen en hun
snakken naar de volgende fase staat het onveranderlijke van het uitzicht,
waarin de tijd kennelijk minder een rol speelt. Kan ik zelf tegenin brengen
dat bomen in twintig jaar behoorlijk kunnen groeien, schuurtjes vervallen en
afgebroken worden enz. enz., maar de tuin groeit niet bij hem vandaan, wil
niet weg. En zo, dacht ik, kan hij uit de ramen van hun kamer zien wat zij
altijd gezien hebben. Dat heeft hij nog.

Over het gedicht als gedicht zou ik zeggen dat het niet groots is. Ik houd
van Kopland om de sfeer die hij kan oproepen, om zijn menselijkheid, maar
als je bijvoorbeeld naar de overgangen kijkt van de ene regel naar de
andere, dan zijn zijn ''haltes'' aan het eind van de zin betekenisloos, heel
anders dan bij Herzberg die daar zo goed mee kan spelen. En ''een huid en
een haar die niet meer voor mij zijn bedoeld'', brr, dat is niet erg
poëtisch, of denken jullie daar anders over?

Blijft dat dit gedicht me aanspreekt. Er zijn kennelijk altijd onderstromen
die onbenoembaar zijn maar belangrijker dan het benoembare.

> Kan ik zelf tegenin brengen :
> dat bomen in twintig jaar behoorlijk kunnen groeien, schuurtjes vervallen
>: afgebroken worden enz. enz., maar de tuin groeit niet bij hem vandaan,
>wil > niet weg. En zo, dacht ik, kan hij uit de ramen van hun kamer zien wat
zij > altijd gezien hebben. Dat heeft hij nog.


Nog eens rustig overdacht wat jij schreef en ik hel heel voorzichtig over
naar jouw interpretatie. Het beeld van die vervallende schuurtjes tegenover
de blijvende tuin spreekt me aan.

> En ''een huid en > een haar die niet meer voor mij zijn bedoeld'', brr, dat is niet erg
> poëtisch, of denken jullie daar anders over?

Wat heeft die meid een haar! een prachthaar! een piekhaar! Nou als dat niet
poëtisch is...

> Blijft dat dit gedicht me aanspreekt. Er zijn kennelijk altijd
onderstromen >: die onbenoembaar zijn maar belangrijker dan het benoembare.

Daarom bleef ik er ook aan 'hangen' denk ik.


> Of de oude dames nog in deze vorm voorkomen, langslopen, busrijden,
> wenken?


Is het een half jaar geleden dat de menopauzepoëzie van Antjie Krog
verscheen? En dat, in elk geval in mijn krant (Trouw) een bespreking stond
waarin Antjie melding maakte van het 'onzichtbaar worden' van de meno-vrouw?
En dat sprake was van het omslag van de bundel, of liever de foto erop, die
een meno-vrouwenarm toont, waarvan andere meno-vrouwen vroegen; 'Durf je
dat?'

Dat van die onzichtbaarheid had ik zelf ook ooit verzonnen. Het was
kennelijk minder origineel dan ik altijd dacht. Dus ging er gelijk een
wekkertje af in mijn hoofd, zeker toen ik de foto van de vreselijke
meno-vrouwenarm was gaan bezichtigen. Ik dacht dat het wel erger kon en
waarom 'durven'? Toen het wekkertje afgelopen was en ik wakker, overdacht
ik waarom ik had gemeend: 'onzichtbaar'.

Ik had gemeend 'onzichtbaar' omdat er niet langer overal meneren keken.
En later (maar dat was jaren na die klacht) keken ook kinderen tussen 12 en
15 niet meer. En tegen vrouwen van boven de 30 maar nog geen 50 moest ik
wel eens heel hard 'ahčm' zeggen als ik ook de trein in wilde waarvoor ik al
10 minuten op het station stond te wachten. (Met mijn fiets en mijn rugzak
en mijn paardestaart. Grijs natuurlijk.) Ze keken dan achterom met een
gezicht dat mijn onzichtbaarheid weerspiegelde.(Hier borrelt een verklaring
op voor het 'voordringen van alle oude vrouwen' dat dikwijls genoemd wordt,
bijvoorbeeld door mijn leerlingen, als grote ergernis en algemeen bezwaar.)
Maar kinderen van 2 tot 8 keken wel en riepen soms 'oma!'.

Ik besloot iets aan die onzichtbaarheid te doen: ik ging kijken naar oude
mevrouwen. En sindsdien heb ik iets leuks op straat (net als heel kleine
kinderen en honden): ik lach naar hen en zij naar mij. Terwijl ik nog heel
kek loop (maar hoe lang duurt dat?) zie ik mijn toekomst (waar ik niet echt
zin in heb) en zie ik hoe oude vrouwen, met krullen en handtasjes en
rollators, alleen of getweeën, stapje voor stapje de tocht naar AH
ondernemen, dat is drie keer oversteken heen en drie keer terug en ik
vermoed dat de tocht regelmatig meer dan een uur duurt. Maar het is hun dag,
hun boodschap, hun plan, hun lichaam, hun gezicht dat ik zie. En ze lachen
terug, of zeggen: 'Wat is je haar nog mooi, vroeger was het mijne ook...'
Doordat ik hen zag, maakten zij me weer zichtbaar.
In mijn voorland wonen vrouwen als ik. En die zin? We zien wel.

Mooie poëzie van Antjie, maar geef mij Patty maar als het gaat over oude
mevrouwen.


> Ik besloot iets aan die onzichtbaarheid te doen: ik ging kijken naar oude
> mevrouwen. En sindsdien heb ik iets leuks op straat (net als heel kleine
> kinderen en honden): ik lach naar hen en zij naar mij.<...>: In mijn
> voorland wonen vrouwen als ik. En die zin? We zien wel.

Goed idee. Ga ik ook nog eens wat meer doen. Na jouw verhaal ging
ik ook in het gedicht het samen op pad zijn zien, het ondersteunen van
elkaar, het ondernemende van oude vrouwen.

Patty is zelf ook een vrouw die je wel móet zien, lijkt me van de foto.

> Antjie melding maakte van het 'onzichtbaar worden' van de meno-vrouw?
> Dat van die onzichtbaarheid had ik zelf ook ooit verzonnen. Het was
> kennelijk minder origineel dan ik altijd dacht.

De meest indrukwekkende beschrijving van dit fenomeen die ik ooit
gelezen heb is van Doris Lessing in het boek The Summer Before the Dark
(en ik las het voor het eerst toen ik amper 20 was en dus best
'zichtbaar' nog ;-) Dat ik, die heel veel leest en ook heel veel
spontaan vergeet, deze scene nog helder kan herinneren zegt best veel
over de kracht van haar woorden.

Zij beschrijft hoe ze met een heel kleine veranderingen in haar houding
en kleding haar 'straatbeeld' kan bepalen. Ze loopt langs een
bouwplaats met bijbehorende stereotype bouwvakkers en kan door minieme
aanpassingen _of_ gefluit uitlokken of een oorverdovende stilte. Gewoon
een kwestie van hoe je je hoofd houdt, hoe je loopt, een sjaal draagt,
een veegje lippenstift.

Misschien is de vrouw van Lessing's verhaal net ietsje jonger dan de
'meno-vrouwen' van het gedicht (ze is tenslotte nog niet permanent
geheel onzichtbaar) maar wat een openbaring vond ik haar beschrijving.
Even graaien in mijn planken om het te vinden... oh, ik zie nu dat er
meer 'onzichtbare' incidenten zijn in het boek, het is echt een soort
doorlopende thema, maar die met de bouwvakkers ging zo:
--
The men took no notice of her.
The fact that they didn't suddenly made her angry. She walked away out
of sight, and there, took off her jacket [...] showing her fitting dark
dress. She tied her hair dramatically with a scarf. Then she strolled
back in front of the workmen, hips conscious of themselves. A storm of
whistles, calls, invitations. Out of sight the other way, she made her
small transformation and walked back again: the men glanced at her, did
not see her.


> de meest indrukwekkende beschrijving van dit fenomeen die ik ooit gelezen
> heb is van Doris Lessing in het boek The Summer Before the Dark (en ik las > het voor het eerst toen ik amper 20 was en dus best 'zichtbaar' nog ;-)
> Dat ik, die heel veel leest en ook heel veel spontaan vergeet, deze scene
> nog helder kan herinneren zegt best veel over de kracht van haar woorden.

Wat leuk! De onzichtbaarheidscčnes (of het thema) was ik vergeten. Maar ik
herinner me dat ik het boek las toen ik moest 'liggen' vanwege mijn
zwangerschap. En ik was diep geroerd. Zo ongeveer als wanneer het herfst is
en het licht en de geuren een vreemde spiegeling zijn van die in de lente.
Ik weet nog dat ik het gevoel had dat het in dit boek ging over het
wezenlijke van mijn eigen leven. Dit alles klinkt als gedweep, een beetje
veel hormonen. En toch.
Dus bedankt voor het ophalen van deze (jouw) herinnering.
Ik vroeg me net af: zou ik het boek weer gaan lezen?
En ik dacht van niet.


Ja, dit was een memorabele passage van Lessing, hij staat ook nog in mijn
geheugen gegrift, maar mij gaat het niet om 'bouwvakkersaandacht'. Het gaat
om die rare onzichtbaarheid op straat, in winkels, zo'n moment inderdaad dat
je in de trein wilt stappen. Zo'n moment dat iemand, kan net zo goed een
vrouw zijn, omkijkt en meteen wegkijkt. Of al wegkijkt voordat je hem of
haar op een blik hebt kunnen betrappen. Misschien is er wat meer aan de hand
dan een rimpel of grijs haar.
De ''onzichtbare'' vrouw bij Lessing verkeerde in een problematische fase,
ze loopt weg van haar gezin als ik me goed herinner. Ik denk niet dat ze
liep te stralen van levenslust toen ze over haar heen keken. Als ik me zelf
op straat in een spiegel zie passeren zie ik een defensieve trek op mijn
gezicht. Zou ik ook niet op afvliegen. Niet zodra voel je je opgewekt en
loop je enthousiast te praten of te lachen met iemand of je voelt weer het
normale rekening met je houden. Ik herinner me een stralende oude vrouw in
haar rolstoel in een supermarkt. Kleinkind op schoot en zó levend dat je
niet aan haar voorbij kon gaan. Zou het niet ook voor een deel hier in
zitten? Niet zozeer het grijs, maar het gespannen of moe, down of defensief
zijn onder dat grijs?
 

 
Boekgrrls   Terug naar top pagina