Harriet Laurey - De Bruid



Op mijn gedichtenbundelplankje staan twee van mijn lievelingsbundeltjes:
Lorely en Oorbellen van Harriet Laurey. Al als tiener was ik vaak verdiept
in deze bundeltjes en las en herlas ik haar gedichten steeds weer.

Afgelopen zaterdag trouwde mijn oudste zoon en toen ik naar het stralende en
tegelijkertijd serene gezicht van zijn bruid keek moest ik ontroerd denken
aan De Bruid uit de bundel Lorely:

De Bruid

Hij is mij duizendmaal. Zoveel momenten
als in een spiegel ik hem binnenkwam,
en hij mijn beeld van hoofd tot voeten nam,
het niet te noemen wist, maar reeds herkende-,

werd hij mij meer; werd mijn verblindheid hopen,
mijn twijfel en mijn hoge zegepraal
gesloten mond en ogen, zoveel maal,
dat ik niet meer uit hem vandaan kan lopen

Hij is om mij een vijver stilstaand licht
en draagt voorgoed mijn binnenste gezicht.
Ik kan mij niet meer uit zijn spiegel breken.

En nog, als ik hem zo gebroken had,
hield elke splinter mij geheel omvat
omdat ik hem in ieder deel beteken

Harriet Laurey [Eindhoven 1924 - ]

Harriet Laurey werd in 1924 in Eindhoven geboren.
Zij is vooral bekend geworden als schrijfster en vertaalster van
sprookjesachtige kinderboeken voor jonge kinderen. Ruim tachtig titels heeft
zij op haar naam staan, waarvan Sinterklaas en de struikrovers (1958) en
Verhalen van de spinnende kater (1969) werden bekroond met de CPNB-prijs
voor het kinderboek. Haar schrijftalent werd gestimuleerd door Gerard
Knuvelder, haar leraar Nederlands op het Catharinalyceum. Aansluitend volgde
zij een opleiding tot secretaresse. Als zodanig werkte zij eerst in
Eindhoven en later in Amsterdam, tot zij in 1955 trouwde met de journalist
Ton Nelissen. Daarna woonde zij in Haarlem. Harriet werd huisvrouw en moeder
van twee kinderen. Zij omschreef zichzelf als 'een zondagsschrijfster' -
maar dan wel een productieve.

Als dichteres debuteerde Laurey in 1945 met het gedicht 'Laatste gebed' in
De Nieuwe Eeuw. Snel volgden meer gedichten en zij werd enkele jaren
redactrice van het tijdschrift Roeping en medewerkster van Nieuwe Stemmen.
Haar eerste zelfstandige publicatie is een kleine cyclus liefdeslyriek die
in 1950 verscheen onder de titel Voorland.

Triple alliantie verscheen ongedateerd (in 1951) bij Uitgeverij Helmond en
bevat gedichten van Laurey, Lou Vleugelhof en Frans Babylon. Laurey's eerste
eigen bundel, Loreley, verscheen in 1952 en had als autobiografisch
hoofdthema het verlies van een grote liefde. Net als de bundel Oorbellen
(Amsterdam: Holland, 1954), met liefdesgedichten in kwatrijnvorm, vond dit
werk veel bijval bij een groot publiek.

In hetzelfde jaar dat de bundel Oorbellen verscheen ontving Harriet Laurey
de literaire prijs van de Groot-Kempische Cultuurdagen in Hilvarenbeek.
Toch liep het veelbelovende dichterschap van Harriet Laurey hiermee naar
zijn einde. Zij vond in de journalist Ton Nelissen een nieuwe liefde met wie
zij in 1955 in het huwelijk trad. In datzelfde jaar publiceerden zij samen
nog een bundel Onder de roos. Het zou de laatste zijn.

De poëzie van Harriet Laurey is gegoten in een strakke vorm en kenmerkt zich
door een helder taalgebruik. De toon varieert van lyrisch, via dromerig tot
direct beschrijvend. Veel ervan is liefdespoëzie met een grote warmte.
Bron: nederlands.nl


Anne
 

 

 


bedankt voor een mooi sonnet.
en voor een naam die ik nog niet kende.
en voor een site die ik nog niet kende en nu bij mijn favo's staat.

http://www.cubra.nl/brabantliterairtoorians/welcome.htm
n.b. john o' mill en juliana de lannoy kwamen uit brabant.


Wat een mooi sonnet. Alleen, ik vind het wringen in de tweede strofe,
zowel in woordkeus als in ritme, ik struikel over de plaatsing van de
woorden daar. Ben er nog niet uit hoe ik die moet lezen. Heb jij dat niet?
Of iemand anders? Maar de overige strofen maken het meer dan goed,
prachtig! Harriet Laurey heeft ook erg leuke kindergedichten geschreven.
'De vlinderman' is er een van, die moet ik steeds mijn kleinzoon
voorlezen. Mooie keus. Ik ben benieuwd naar de bundels die je noemt. Ga
kijken in de bieb.


> Wat een mooi sonnet. Alleen, ik vind het wringen in de tweede strofe,
> zowel in woordkeus als in ritme, ik struikel over de plaatsing van de

eerlijk gezegd vind ik die juist zo mooi. als je verblindheid hopen wordt,
wow! en vind ik de woorden verblindheid, twijfel, zegepraal, gesloten,
maal, lopen zo mooi bij elkaar horen.

Kun je uitleggen waar het hem bij jou in zit?


> Alleen, ik vind het wringen in de tweede strofe,
> zowel in woordkeus als in ritme, ik struikel over de plaatsing van de
> woorden daar. Ben er nog niet uit hoe ik die moet lezen. Heb jij dat
> niet? Of iemand anders? Maar de overige strofen maken het meer dan goed,
> prachtig!

Ja, ja, dat is het, daarom bleef het bij mij op afstand. Ik las het
gisterenavond al en bleef een beetje steken. De tweede strofe is dicht,
net als die mond. Mij deed die strofe te gekunsteld aan. Nou kan dat best
mooi zijn, maar dan moet die lijn het hele gedicht consequent worden
doorgetrokken en dat is hier niet gedaan. Daarvoor zijn de derde en vierde
strofe weer te lyrisch (de beeldspraak die in de derde strofe gebruikt
wordt (de vijver) vind ik trouwens weer prachtig.


Op mij kwam de tweede strofe over als een teken van verwarring, de staat
waarin je bent tussen hoop en zegepraal, 'je hebt ze niet allemaal op een
rijtje' maar al die gevoelens zijn er wel. In de derde strofe is de chaos
veranderd in rust en zekerheid, hij is om mij een vijver stilstaand licht.
Prachtig gezegd, maar dat gevoel kan ik niet meevoelen!


bij zulke vormvaste gedichten als het sonnet heb ik wel eens de
indruk dat de taal/inhoud ondergeschikt wordt gemaakt aan het metrum
en het rijm.
misschien is dat inherent aan de vormvastheid.
(probeer maar eens een sonnet te schrijven dan weet je wat ik
bedoel. ;-)

ik kan me voorstellen dat je dat in de tweede strofe hebt
ik heb dat sterk met een woord als 'zegepraal'.
brrr.
en wat betekent het hier eigenlijk?

die vijver stilstaand licht vind ik wel mooi, al kan ik, net als
l., dat niet meevoelen
sterker nog. ik krijg een beetje claustrofobie van de strekking van
dit sonnet. ;-)
maar dat zegt meer over mij waarschijnlijk, dan over de jonggehuwde
gevoelens.
(1958 is lang geleden, en sindsdien is er veel water onder de brug
doorgegaan, of is dat teveel een anglicisme? ;-)

laurey is trouwens in 2004 overleden, zie:
http://www.cubra.nl/dodenakker/laurey.htm


> eerlijk gezegd vind ik die juist zo mooi. als je verblindheid hopen
> wordt, wow! en vind ik de woorden verblindheid, twijfel, zegepraal,
> gesloten, maal, lopen zo mooi bij elkaar horen. Kun je uitleggen waar
> het hem bij jou in zit?

Ik ga mijn best doen. "Werd hij mij meer... zoveel maal,
dat ik niet meer uit hem vandaan kan lopen", hoort bij elkaar volgens mij.
Het deel voor de komma vind ik nog prima. Het deel na de komma loopt
gewoon niet. En ik vind de woorden voor wat ze daar wil zeggen niet mooi
gekozen. Niet dat ik weet wat ze wil zeggen, natuurlijk, maar die woorden
lijken niet van binnen uit haarzelf te komen. Ze zijn van de straat. Ik
vind het ook niet kloppen met de eerste strofe; daar wordt niet gerept
over zoiets mechanisch als lopen. Zij kwam binnen als in een spiegel en
hij nam haar beeld van hoofd tot voeten. Dat vind ik mooi. En verder...
hoezo verblindheid? Uit de eerste strofe komt dat niet logischerwijs
voort, vind ik. "Mijn hoge zegepraal" zegt mij niets, ik vind het zelfs
een beetje brallerig. En nogmaals, ritmisch loopt deze strofe gewoon niet
lekker. Probeer maar eens hardop. Wat L. zei over verwarring en chaotische
gevoelens in deze strofe komt enigszins de richting uit die ik bedoel te
zeggen, maar hij wordt er toch niet anders of beter door voor mij. Ik heb
het gedicht nog eens gelezen zonder de tweede strofe: dan is het helemaal
mooi! Maar ja, dan is het geen sonnet meer. Ach ja, ieder haar smaak, en
zo moet het maar blijven.


Ik ga mijn best doen. "Werd hij mij meer... zoveel maal,
> dat ik niet meer uit hem vandaan kan lopen", hoort bij elkaar volgens
> mij. Het deel voor de komma vind ik nog prima.

Denk ik ook.

> Het deel na de komma loopt gewoon niet. En ik vind de woorden voor wat
> ze daar wil zeggen niet mooi gekozen. Niet dat ik weet wat ze wil
> zeggen, natuurlijk,

en

> strofe; daar wordt niet gerept over zoiets mechanisch als lopen. Zij
> kwam binnen als in een spiegel en hij nam haar beeld van hoofd tot
> voeten. Dat vind ik mooi. En verder... hoezo verblindheid? Uit de eerste
> strofe komt dat niet logischerwijs voort, vind ik. "Mijn hoge zegepraal"
> zegt mij niets, ik vind het zelfs een beetje brallerig.

In mijn beleving ís ze in deze relatie eerst inderdaad nog wat brallerig.
Hoge zegepraal, want verwaand doen, alsof hij haar niets interesseert maar
tegelijkertijd twijfelen aan alles en iedereen, vooral jezelf. Maar dán,
dan komt de nederigheid van gesloten mond (zwijgen) en ogen. Dan kan ze
niet meer om hem heen. Dat lopen rijmde natuurlijk fijn op hopen, maar
inderdaad, er was eerst geen beweging en hierdoor geforceerd wel.

> maar die woorden lijken niet van binnen uit haarzelf te komen. Ze
> zijn van de straat. Ik vind het ook niet kloppen met de eerste

wat bedoel je met: ze zijn van de straat? bedoel je er maar bij verzonnen
omdat het rijmt?

> En nogmaals, ritmisch loopt deze strofe gewoon niet lekker. Probeer maar
> eens hardop.

Heb ik gedaan, en je hebt gelijk, vooral de laatste zin

> Ach ja, ieder haar smaak, en zo moet het maar blijven.

En zo is het. Het sonnet bestaat al bijna 60 jaar in deze vorm. Wat zouden
wij er aan veranderen :-)


> wat bedoel je met: ze zijn van de straat? bedoel je er maar bij
> verzonnen omdat het rijmt?

Ja, dat bedoel ik ook, maar vooral
dat deze zin zo prozaïsch uit de toon valt met de voorgaande zinnen.
Maar laat dit alsjeblieft niet je eigen gevoel bij het gedicht
beïnvloeden. We praten erover, maar het blijft jouw gevoel,
geassocieerd met een voor jou heel bijzondere gebeurtenis.


> Maar laat dit alsjeblieft niet je eigen gevoel bij het gedicht
> beïnvloeden. We praten erover, maar het blijft jouw gevoel,
> geassocieerd met een voor jou heel bijzondere gebeurtenis.

nee, dat doet het ook niet. Ik hou al 30 jaar van Harriet, zullen we maar
zeggen en daar kan geen mens wat aan veranderen.


Zoals gewoonlijk plofte ik ergens middenin het gesprek over De Bruid en ik
las over de tweede strofe en de misschien wel erg bombastische termen...
en toen las ik die twee strofen

> Hij is mij duizendmaal. Zoveel momenten
> als in een spiegel ik hem binnenkwam,
> en hij mijn beeld van hoofd tot voeten nam,
> het niet te noemen wist, maar reeds herkende-,

> werd hij mij meer; werd mijn verblindheid hopen,
> mijn twijfel en mijn hoge zegepraal
> gesloten mond en ogen, zoveel maal,
> dat ik niet meer uit hem vandaan kan lopen

en ik was ontroerd. Nu houd ik niet van brallerig (dus ook niet van het
idee dat ik per ongeluk van brallerig zou houden) en ik vroeg me af wat me
zo raakte.

Wel, het raakte in mijn lichaam, ik kon voelen wat die bruid voelde . Ik
dacht: het gaat over een houding, over de hoopvolle vreugde en de trots
van een bruid. Hoe ze haar rug houdt, hoe hoog ze staat, hoe ingekeerd....

> Afgelopen zaterdag trouwde mijn oudste zoon en toen ik naar het
> stralende en tegelijkertijd serene gezicht van zijn bruid keek moest ik
> ontroerd denken aan De Bruid uit de bundel Loreley:

Ja! Dat dus.


 


 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 18/09/07  Eisjen

 
Woensdag Gedichtdag