Hans Lodeizen


Mijn keuze voor WG past bij het weer: Hans Lodeizen. Deze dichter, geboren in 1924 en als gevolg van leukemie slechts 26 jaar oud geworden, heeft een klein maar zeer mooi oeuvre nagelaten. Tijdens zijn leven is slechts één dichtbundel van zijn hand uitgegeven: 'Gedichten'. De rest van zijn werk is in 1952 door JC Bloem, J Greshoff en A Morriën samengesteld en heet 'Het innerlijk behang en andere gedichten'. Deze bundel werd postuum door van Oorschot uitgegeven. Ik gebruik de 15e druk van deze bundel, uit 1989. En laat jullie er drie gedichten uit lezen.
----------------------------------------

toen ik nog in een middeleeuws
kasteel woonde en de wereld
plezierig voortreed, was ik ridder
en slotvoogd van mijn genot

maar nu woon ik op een klein
kamertje en in een vreemd huis
door mijn ogen echter stroomt het
water en op de rots van mijn oor
zingt de Lorelei

----------------------------------------

Typisch Lodeizen: melancholisch, romantisch. Het beeld van een jonge Hans, die zijn leven zelf in de hand had en de toekomst met vertrouwen tegemoet trad: 'ridder en slotvoogd van mijn eigen genot'. Maar dan op kamers gaat wonen en daar vreselijk eenzaam is. Het water stroomt door zijn ogen (vele tranen) en door 'de zang van de Lorelei', de roep van de melancholie, strandt zijn leven. Zijn latere gedichten stralen een zo vreselijke eenzaamheid uit, dat je deze gedichten niet moet lezen als je je eenzaam voelt. Dan zink je mee in de ellende en het verlangen naar liefde wordt overweldigend.

----------------------------------------

de wanhoop is tijdelijk voorbij
de wanhoop is tijdelijk
over de stad vliegt zij als een
jachthond heen en volgt de hoorns.
de wanhoop is voorbij.

----------------------------------------

ik wou dat ik je ergens vinden kon
de nacht is uitgegaan als een kaars
de wind heeft haar uitgeblazen
waar komt de muziek vandaan?

de wereld heeft haar versierselen afgedaan
er is een kaal huis, red mij, kom;
ik wil niet alleen zijn

maar ik weet dat je nergens bent
alleen zal ik leven
alleen doodgaan.

----------------------------------------

De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren over de dichter leerde me:

"Eig. Johannes August Frederik, Nederlands dichter (Naarden 20.7.1924-Lausanne 26.7.1950). Studeerde korte tijd rechten te Leiden, ging daarna over op de biologie en liep daarin college te Amherst, Massachusetts, V.St., waar hij o.a. in aanraking kwam met de belangrijke dichter James Merrill en andere jonge talenten. Mede door zijn slechte gezondheid (hij leed aan leukemie) brak hij zijn studie af, keerde naar Europa terug en bracht de laatste maanden van zijn leven door in een Zwitsers sanatorium.
Zijn enige bij leven verschenen bundel, Het innerlijk behang (1949), wordt gekenmerkt door een romantisch verlangen en de ontoereikendheid ervan. Het besef van `deze wereld is niet de echte' doet wel een greep naar werelden van de droom, maar bereikbaar blijken deze niet. Deze melancholie heeft Lodeizen in een beperkt aantal motieven (tuin, haven, zee) uitgewerkt in een vrije versvorm, qua beeldspraak verwant met de vroege surrealistische poëzie van Paul Éluard.De associaties waarmee hij leven en verlangen verbindt, zijn voor de Nederlandse poëzie omstreeks 1950 verrassend nieuw, al gaat het te ver om in hem een voorloper te zien van de Vijftigers (de experimentele dichters als Lucebert). Daarvoor was zijn poëzie te veel een dagboek, een in persoonlijke stijl geschreven verslag van een ontoereikend bestaan, dat ook nu zijn zeggingskracht en ontroering volledig behouden blijkt te hebben. In 1951 werd hem postuum de Jan Campertprijs toegekend. Uit publikaties na zijn dood blijken dezelde thema's en kwaliteiten."

Gek genoeg heb ik altijd gedacht dat Lodeizen zelfmoord had gepleegd. Niet dus.

Ben benieuwd naar de discussie,

Else
november 2006


 


 

Woensdag Gedichtdag

Het derde gedicht zegt me het meest. Doordat ik in de eerste regel nog uitging van een te vinden beminde was de laatste strofe een schok. Homoseksueel zijn in de jaren veertig was vast nog eenzamer dan alleen maar jong en alleen zijn. En was hij toen al ziek? Van welk jaar is dit gedicht? Ik realiseer me door dit gedicht dat de spoken in je leven van plaats wisselen. Nu lijkt het stadium me erger dat je je zélf in de steek gaat laten, je niet meer productief kunt zijn, niet meer mobiel bent, afhankelijk wordt. De mooiste regel is voor mij: de wereld heeft haar versierselen afgedaan; een goed beeld voor alleen maar overleven in plaats van leven.

Het derde gedicht is uit 1949, toen moet hij vast al ziek zijn geweest.


Bedankt voor de mooie gedichten van Lodeizen.
Onwetend van zijn eigen verhaal en geschiedenis deden ze mij (zeker het eerste en het derde) zo denken aan de mensen in het verpleeghuis waar ik werk. Gekomen vanuit een eigen bestaan met enige mate van zelfstandigheid, zitten ze nu daar - op een klein kamertje, en voelen zich maar al te vaak alleen. Ik kom er zoveel tegen die alsmaar wachten op een zoon of dochter die komt. En vaak komen die ook, maar het lost uiteindelijk de eenzaamheid die je daar zo fundamenteel voelt, niet op. (Wat natuurlijk niet wil
zeggen dat het alleen maar ellende is daar, hoor. Maar als geestelijk verzorger loop ik vaak tegen dit soort verhalen aan).

Heel toepasselijk, gisteren mijn schoonmoeder begraven,  91 jaar geworden en haar kaars is nu uit.

ik wou dat ik je ergens vinden kon
de nacht is uitgegaan als een kaars
de wind heeft haar uitgeblazen
waar komt de muziek vandaan?

de wereld heeft haar versierselen afgedaan
er is een kaal huis, red mij, kom;
ik wil niet alleen zijn

maar ik weet dat je nergens bent
alleen zal ik leven
alleen doodgaan.
 
Boekgrrls

Laatste keer bijgewerkt: 29/11/06  Eisjen

Terug naar top pagina