"Geboren. te Amsterdam 16 Sept. 1829, makelaar in tabak aldaar en schr.
gedichten en novellen in: Nederland, 't Jaarboekje voor Rederijkers, de
Katholieke Volks-almanak, Vergeet mij niet, Aurora, enz."
Dit is het enige wat ik eigenlijk van D.J,. van Medevoort op internet
kan vinden bij de
Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Toen ik een paar maanden verkering had met mijn man, kreeg ik van hem
een oude gedichtenbundel uit 1874, met de woorden: ïk zou niet weten
waar deze
bundel beter op zijn plek was, als bij jou". Hier staan schrijvers in,
waar heden ten dage nog maar weinig over bekend is en waarvan geen werk
van hun op internet is te vinden. Wilde jullie mee laten genieten van
onderstaand gedicht. Zij zóó onschuldig en hij in de knoop met zijn
hormonen.
Maar of ik de titel "Eenvoud" nu een goede titel vind??? Had denk ik ""Onschuld"
een betere benaming gevonden. Graag jullie mening.......
EENVOUD
Lina's klacht
Door D.J. VAN MEDEVOORT
Hemel, wat ziet Steven treurig!
Hij, de ronde, schalksche kwant,
Vroeger altijd even fleurig,
Opgeruimd en bij de hand,
Hij, zoo vriendlijk eens voor dezen
Als hij mij slechts naadren zag,
Schijnt mijn omgang nu te vrezen;
Wat toch mag wel de oorzaak wezen
Van dat zonderling gedrag?
Mijmrend, 't hoofd naar de aard' gebogen.
Dwaalt hij, als van angst verbleekt,
Met een traan soms in zijne oogen ,
Die om medelijden smeekt.
Gistren mogt ik hem ontmoeten,
Wen hij heensloop langs mijn deur,
Maar hij wendde op eens de voeten,
Keurde mij niet waard te groeten,
Boog het hoofd en .. kreeg een kleur.
Zou het bijzijn hem zóó hindren
Van de speelnoot' zijner jeugd?
Wij, zoo vrolijk eens als kinderen,
Nu al treuren? ... lieve deugd!
Ben 'k op zestien jaar hem minder,
Dan 'k als kind hem eenmaal was,
Toen wij blij de bonte vlinder
Joegen, of viooltjes ginder
Plukten van het groen terras?
Laatst, misschien een week geleden,
Zaten we op de groene bank,
Zoo wij vroeger altijd deden,
Bij den ouden wijgaardrank;
Toen ik mij voorover bukte,
En juist in den eigen stond,
Uit het gras een bloempje plukte,
Dat ik aan mijn boezem drukte,
Daar ik 't o zóó spoedig vond...!
Sprak hij haaprend, zei hij fluistrend:
"O mogt ik dat roosje zijn...!"
Was dat alles? 'k stond nog luistrend
En hij zweeg - dat deed mij pijn!
'k Sprak ... Hij maakte korte wetten,
Wrong zich van mijn zijde los,
En eer ik kon beletten,
Dat hij 't op een loop ging zetten,
Vlood hij heen in 't kreupelbosch.
's Avonds zat hij aan den vijver,
Half beschut door 't loverdak,
Naar het scheen met grooten ijver
Spelend met een beukentak,
'k Riep toen zachtkens: "beste Steven!"
Maar hij flood weêr fluks naar 't land,
Als een ree snel langs de dreven,
'k Keek,...en vond mijn naam geschreven
Voor den vijver in het zand!.....
Wat dat alles toch beduide..
Ik begreep er niets meer van!
Dat ik 't zóó bij hem verbruidde,
Dat hij 't mij niet zeggen kan!
Foei, zóó droef - zijn in de dagen
Van des leevens schoonsten tijd!-
Maar ... ik zal 't niet langer dragen,
'k Kan, mag "k hem niet meer behagen,
Toch niet zien dat hij zoo lijdt.
Uit de bundel: Verzameling van gedichten
bijeengebracht door W.J.Hofdijk en E.F.J. Hassels
Ernst & Luim november 1874

Gré