Ha
Joep,
En wat vind je er zelf van ;-)
Ik herinner mij dat er in verband met deze bundel veel werd gespeculeerd
over al dan geen incest bij NMM. Maar je kunt het ook op een andere
manier lezen, meer in de richting van ontbrekende vrouwen-'solidariteit'
of iets in die geest. Je wilt graag gekend worden door je naasten, wil
graag deel uitmaken van een samenhang etc.
Het
komt bij mij over alsof zij in de steek is gelaten door haar moeder. En
'mijn kind' kun je ook dubbel lezen. Haar eigen (ongeboren) kind..of
haar ' eigen" kleine kind in haar zelf..die dus door haar moeder in de
steek is gelaten.
Ik vind het erg ontroerend en het raakt me erg.
Over
die incest van Maaike Meijer speculatie heeft Karel van het Reve zich
indertijd prettig kwaadgemaakt, herinner ik me.
Voor mij is wat Min hier beschrijft : volwassen worden, losraken uit het
primair verband waarin je een naam droeg, een rol had en een identiteit
en opgenomen worden in een nieuw verband waarin je opnieuw naam, rol en
identiteit zoekt. (Begeert, moet dragen.)
Toen ik het voor het eerst las, was ik 17 of 18 en studeerde in
Amsterdam. Ik verkeerde zozeer in limbo dat 'noem mij, bevestig mijn
bestaan'...mijn enig verlangen verwoordde. Nu ik oud ben en allang de
naam draag die mijn kind me heeft gegeven, is het gedicht voor mij een
samenvatting van het menselijk (niet alleen vrouwelijk) leven van
generatie op generatie.
En ik snap nog steeds geen barst van dat incest verhaal. Maar je vindt
wat je zoekt (dikwijls toch). Zie ook mijn interpretatie, natuurlijk.
Ik
dacht dat de incest-interpretatie te maken had met dat de moeder de
dochter niet meer wilt kennen, dat de moeder zich van de dochter afwendt,
zoals je weleens hoort dat het gebeurt ivm incest. ze is ook niet
geborgen mee, er is een kind onderweg etc. Dit is dus niet mijn eigen
interpretatie, maar ik dacht dat dit toen naarvoren werd gehaald.
>>Ik
herinner mij dat er in verband met deze bundel veel werd gespeculeerd
>>over al dan geen incest bij NMM. Maar je kunt het ook op een andere
manier >>lezen, meer in de richting van ontbrekende
vrouwen-'solidariteit' of iets in >>die geest.<
Tjee, ik weet niets van haar achtergrond of zo, maar ik heb het altijd
opgevat als een dementerende moeder en een kind dat nog te jong is.
Achteraf eigenlijk een beetje raar, want met een zo jong kind is je
moeder meestal nog niet op de leeftijd dat dementie gebruikelijk
is. Maar anders een hersenbeschadiging, gekte of zoiets. Maar dat is het
blijkbaar niet?
Nou ja, hoe dan ook, ik ben niet zo van de gedichten, maar dit vind ik
één van de ijzersterke pijlers van de Nederlande poezie.
Wat een een beginregel, en wat een eindregel. Het grijpt je meteen naar
de keel. Wat zal het dan bommen wat zij er mee bedoelde.
Hoewel ik ook altijd wel nieuwsgierig ben.
Zoals Amos Oz enigzins geprikkeld zegt in de biografie die ik nu aan het
lezen ben: Wie de kern van het verhaal zoekt in de ruimte tussen het
werk en degene die het geschreven heeft, vergist zich: het is erg de
moeite waard niet te zoeken in het gebied tussen schrijver en
geschrevene, maar in het gebied tussen lezer en geschrevene.
Hoe
waar!!
Ik
kan me het moment dat deze bundel voor het eerst uitkwam nog scherp
herinneren. Ik heb ook het origineel nog ergens staan. Mijn moeder was
er indertijd kapot van en liep dagen te huilen met het boekje in haar
handen. Ze bleef het maar lezen en lezen en kende het dan ook snel uit
haar hoofd. Pas veel later heb ik begrepen dat haar jeugd daar de
oorzaak van was. Haar ouders waren schatten maar konden niet voor haar
zorgen door veel ziekte en armoede. Ze heeft het grootste deel van haar
jeugd in pleeggezinnen doorgebracht en had vreselijke heimwee naar haar
ouders. De brieven die zij elkaar in die jaren schreven heb ik nog
allemaal en zijn regelrechte tranentrekkers. Zelfs nu nog kan ik ze niet
lezen zonder te gaan janken. Haar moeder is jong gestorven en die heeft
ze haar hele leven gemist. Ik was toen pas zes maanden oud. Ik was een
totaal andere persoonlijkheid en als dochter heeft ze weinig aan mij
gehad. Ze zocht in mij een beste vriendin en dat kon ik haar niet bieden
al hadden we het op veel punten ook goed samen.
Het verdriet over dit alles kwam voor haar helemaal tot uitdrukking in
dit gedicht. Alles wat haar in het leven eenzaam maakte stond in die
paar regels.
En dan ineens zie ik een mail met de naam Neeltje Maria Min en zonder
die te openen zeg ik het gedicht op. Na al die jaren blijkt dat ik het
ook nog altijd uit mijn hoofd ken.
Wat een gedicht al niet teweeg kan brengen.
>
"het is erg de moeite waard niet te zoeken in het gebied tussen >
schrijver en > geschrevene, maar in het gebied tussen lezer en
geschrevene."<
Ja, ik ben ook meer lezers- dan auteurs-gericht, oftewel meer
leesproces-gericht (schreef mijn scriptie dan ook over de rol van
autobiografische kennis in het leesproces ;-) )
In
De Groene schreef Maaike Meijer dat het succes van Min
waarschijnlijk samenhing met het feit dat zij 'een aantal kanten van het
vrouwenleven toonde die in de jaren zestig op de rand van het
kollektieve (vrouwen)bewustzijn lagen. Drie jaar later, in haar
proefschrift, had Meijer het aantal kanten teruggebracht tot één. Mins
gedichten zouden gaan over incest, of, zoals het in het
toenmalige feministische idioom heette: dochterverkrachting.
"Eerst meende ik dat ik er helemaal geen last van hoefde te hebben. Tot
het gerucht Bergen aandeed en het mijn vader ter ore kwam. Hij was toen
al een ouwe man, kwam in heel Noord-Holland altijd overal, kende
iedereen en nu dacht hij: ik kan me nergens meer vertonen, want dan gaan
ze allemaal denken: ouwe viezerd. Mijn moeder redeneerde aanvankelijk
net als ik: als het niet waar is, hoef je er ook geen last van te hebben.
Maar mijn vader kon er niet meer van slapen. Zelf merkte ik dat ik veel
minder werd gevraagd voor voorleesavondjes. De enkele keer dat ik ergens
was, kwam in de signeerpauze een meneer likkebaardend naar me toe.
Gruwelijk. Of ik zat in een programma waarvan de presentator leuk wilde
wezen en het nog even in zijn praatje vermeldde."
Heel interessant interview van de
Groene Amsterdammer
>
Zoals Amos Oz: ... Wie de kern van het verhaal zoekt in de ruimte tussen
> het werk en degene die het geschreven heeft, vergist zich: het is erg
de > moeite waard niet te zoeken in het gebied tussen schrijver en >
geschrevene, maar in het gebied tussen lezer en geschrevene.<
rewind. ik had die opmerking van Oz ook al hier aangehaald. maar ook
Dillard zei het, Blume schreeuwde het, Stefan Hertmans in Oorverdovende
steen, zegt het: de goede de lezer neemt genoegen met de tekst. de
schrijver die zichzelf respecteert blijft aan zijn kant
van de muur tussen die twee ruimtes. kijkt hij over de muur om te zien
wat zijn lezers wensen, welke blingbling of treurnis erin gaat als koek,
die is fout bezig. daarom heb ik bezwaar tegen sessies waar schrijvers
komen vertellen over hun schrijfsel. evenzo moet de lezer niet in de
ruimte van de schrijver willen gluren, heeft ie niets te zoeken. wat ik
wel over de muur wil hebben is de vertaling (ik neem aan dat de vertaler
aan de kant van de schrijvers zit). ik lees geen chinees bijvoorbeeld.
of iets van de cultuur. mag me ook toegeworpden worden. wanneer een ik
in een verhaal van een supprastaanse schrijver lees: 'ik kwam met mijn
verkeerde hand uit bed en hinkte op één hand naar de badkuip, stootte
mijn tenen aan de plafondlamp', dan begrijp ik weinig van de tekst,
tenzij iemand mij uitlegt dat in supprastan de mensen ondersteboven
leven.

Ik dacht ook dat het hier om een dementerende of geesteszieke moeder
ging die haar kind niet meer kent. Het kind van de hoofdpersoon is te
klein om haar te kennen. Ze wil gekend worden, zo zie ik het. Een beetje
de vraag of je alleen iemand bent als iemand je kent. De hoofdpersoon
denkt duidelijk van wel. Da's mijn korte interpretatie. De laatste zin
vind ik overigens erg mooi, maar het middenstuk een beetje
overdramatisch (ik hoor er helemaal zo'n klaaglijk gejammer bij "oh, och
toch, wee mij").

In het kader van de moeder en dochter relatie waar Jeanette het ook al
over had, kwam bij mij dit Duitse gedicht naar boven:
"Abends frag ich meine Mutter,
heimlich nach dem Glockenläuten,
wie ich mir die Tage deuten
und die Nacht bereiten soll.
Tief im Grund verlang ich immer
alles restlos zu erzählen,
in Akkorden auszuwählen,
was an Klängen mich umspielt.
Leise lauschen wir zusammen:
meine Mutter träumt mich wieder,
und sie trifft, wie alte Lieder,
meines Wesens Dur und Moll."
(Juni/Juli 1948)
een gedicht van Ingeborg Bachmann dat ook naar "het geborgen heten"
verwijst naar mijn gevoel. Als ik het lees vul ik echter altijd
"vader" in, ipv moeder. Mijn moeder heb ik nog en we noemen elkaar
bijna dagelijks bij naam, mijn vader niet meer...

Het Bachmann gedicht is inderdaad leuk in dat de dochter nog alles
'restlos' wilt vertellen, terwijl de moeder op een intuitieve,
buitentalige manier haar dochter kent. ook wel een beetje stereotypisch.

> MIJN MOEDER IS MIJN NAAM VERGETEN
Ook al heel lang een favoriet van mij.

Ook toevallig. Zit ik net het nieuwe nummer van Opzij te lezen en ook
daar staat het in. Uitgekozen door een haptonome die er weer iets heel
anders in leest. Mooi is dat toch. Dat je eruit haalt wat je zelft voelt.
En dat dat voor iedereen zo verschillend is.

Dit gedicht kan ik bijna uit mijn hoofd opzeggen, heeft- en nog, altijd
indruk op mij gemaakt 'Een Evergreen ' onder de gedichten.

Ik vind het een prachtig gedicht. Ook ik ken het al heel lang.
Voor mij betekent 'mijn diepste naam' het 'wezenlijke van jezelf, die je
echt bent'. Voor mij gaat het gedicht over het willen bestaan, iets
betekenen, je ziel bloot geven aan je dierbaren. Ook hier weer iets
(keten) van 'iets' dat door de generaties heen blijft bestaan, je
betekenis als klein deeltje in een geheel (zie bv. De Alchemist van
Coelho en the selfish gene van Dawkins).
De
discussie over het gedicht heb ik gevolgd. het is leuk dat er zoveel
betekenissen aan zijn te geven. maar het is het inleidende gedicht van
een hele bundel die dezelfde naam draagt als dit gedicht. Dan betekent
iedere regel van dit gedicht een deel van de inleiding op wat volgt. Het
zijn in totaal 51 gedichten en niet voor misverstand vatbaar. Ze gaan
allemaal over verschijnselen die een meisje waarneemt ( en gevoelens die
bij haar opkomen) dat misbruikt wordt door haar vader en door haar
moeder in de steek gelaten wordt (mijn moeder is mijn naam vergeten).
Het boekje is van 1966 en beleefde tot 1994 20 drukken. Het proefschrift
van Maaike Meijer getiteld De Lust tot Lezen is van 1988, zij behandelt
daarin o.a. een aantal van deze gedichten.