Vaders staalgroene ogen
Flitsen fel
Onder de schuin gedragen stetson.
Hij glimlachte leep met manlijke mond.
Een knappe jongen is Vader, een Dandy,
De Ster van Bethlehem, dacht het kind.
Hij wierp met véél zwier de koperen ring
Van de scheerriem over deurklinken,
Spande zijn biceps.
Scherpte het scheermes.
Soms gewaagde Vader, O Zeus, Wolkenverzamelaar te zijn
En liet het scheerschuim sneeuwen.
Tik, gekscheerde hij, hier spinnenkop,
Snowballs op je benieuwde neus.
Bovendien balanceerde hij fiks in handstand
Op wankele keukenstoelen,
Doorkruiste onstuimig
Benepen kamers.
Vader liep als een volbloed, Arabische hengst,
Verkwanselde automobielen zoals men paarden temt.
Droeg als allerlaatste op de Kroon der uitstervende
Stamboom
Een oudeeuwse Tziganennaam doch
Voor een figuur van formaat gelijk Vader
Moet dat schrikbaren zijn geweest.
Het kind rook in de piepkleine pachtkamer
Van de doodgewone Langemarckstraat nr. 5,
Zijn parelend zweet.
Dàt was Hercules, Krijgsman en Heethoofd in huis en
Hemelhoog op zijn vierkante schouders
Torende het aankomende kind dat als toeschouwster
Naar Epen, Sagen, Bijbelverhalen, boemeltreinen
En snelvuurkanonnen keek.
Maris Bayar (1937)
Uit: Ares. Uitgeverij P, Leuven, 2002
Een toevalstreffer? Ik wilde een dichteres, geen dichter, deze woensdag.
Waarom? Daarom. Pakte de Dikke Komrij, editie 2004, sloeg de
inhoudsopgave
op. Begon met de A. Bertus Aafjes, Peter Abspoel, Gerrit Achterberg, C.S.
Adama van Scheltema, Willem van den Aker... Dat schoot niet op. Nog
negenentwintig namen verder vond ik Maria Barnas. Een aardige dichteres,
maar ik ken haar werk. En een tweede doel voor vandaag was: mezelf
verrassen. Door dus. Jan de Bas, Dirk van Bastelaere, F.L. Bastet, Frans
Bastiaanse... En daar was ze. Maris Bayar, geboren in 1937. Ik sloeg
haar gedicht op en dat beviel me. Vanwege de vrije taal waarin Bayar een
visioen oproept van een larger than
life man gezien door de ogen van zijn dochter. En ik houd van disticha,
ook
dat. Maar nu de dichteres. Ik kende haar niet en Komrij geeft geen
verdere
informatie. Googlen dus. Met zo'n naam móet je (net als Neeltje Maria
Min)
wel dichteres worden. De website van de Vereniging van Vlaamse
Letterkundigen: vermeldt niet voor niets met zoveel woorden dat het géén
pseudoniem is. Maar het had ook heel anders kunnen lopen. Ik las verder
en
er ontvouwde zich een levensverhaal als een roman:
Maris Bayar wordt in 1937 geboren uit een Waalse vader en een Vlaamse
moeder. Ze wordt katholiek opgevoed en volgt een kappersopleiding. Ze
opent
een kapperszaak in Wilrijk. In deze periode schrijft ze haar eerste
gedichten, waarover zij zegt dat het bedrijfsleven haar psychologisch
inzicht heeft gegeven.
In 1957 trouwt ze met een kleinzoon van Majoor Albert, opper-rijmeester
van
koning Albert. Een dochter wordt geboren: Pascale Albert. In 1959 is het
huwelijk voorbij.
In 1962 ontmoet ze de Joodse student diplomatie en flamenco-gitarist
Maurice
Rosenfeld met wie ze drie jaar samenwoont. Onder invloed van
filosofische
werken en oosterse mystiek geven beiden hun oorspronkelijk geloof op.
Deze
periode leidt tot verinnerlijking van haar verzen die dan sterk genoeg
zijn
om gepubliceerd te worden. In 1965 loopt de verhouding stuk.
Bayar ontmoet de dichter Hughues C. Pernath en heeft met hem een korte
relatie die voor haar doorslaggevend is op het gebied van poëzie.
Pernaths
gedichten doen haar besluiten op de literaire weg verder te gaan.
In 1966 ontmoet ze de dichter Tony Rombouts met wie ze acht maanden
later
trouwt. Rombouts introduceert haar in Antwerpse kunstenaarskringen. Ze
geeft
haar kapperszaak op om zich volledig aan het dichterschap te wijden. In
1967
wordt haar eerste bundel gepubliceerd. In 1970 wordt een tweede dochter
geboren, Iris Rombouts. In 1985 gaan Rombouts en Bayar na 19 huwelijk
uit
elkaar.
In 1987 ontmoet Maris de mime-kunstenaar Luc Bes met wie ze vijf jaar
samenwoont. Hij zal haar inspireren tot lyrische liefdesgedichten. In
1992
eindigt de verhouding.
In 1993 begint Maris te schrijven aan haar levenswerk: memoires in
dichtvorm.
'Vaders staalgroene ogen' is uit een relatief recente bundel. Je mag er
dus
van uitgaan dat het een gerijpt werk is. Komrij heeft alleen dit éne
gedicht
opgenomen; ander werk ken ik (nog) niet, maar ik ben er benieuwd naar
geworden. Missie volbracht :-)

Edith
http://edithdegilde.web-log.nl
http://edithellen.hyves.nl
11.06.08
Wat een mooi gedicht, ontroerend.
Veel subtiel (mede)klinkerrijm, prachtig. Wat een taalkunst!
Ik heb wat vragen.
Ik begrijp het woord schrikbaren niet. Moet er een d achter?
Hoe kan "het aankomende kind" uitgelegd worden?
En wat een vol leven heeft deze dichteres.;)
Bedankt Edith voor het mooie gedicht en de levensbeschrijving.

In het begin van het gedicht struikelde ik over de tijdverschillen in
'flitsen' en 'glimlachte'. Waarom niet flitsten? En inderdaad dat
schrikbaren?
Maar wel een origineel gedicht, ik zie de vader voor me en ruik 'm bijna.
Leukste regelpaar:
Tik, gekscheerde hij, hier spinnenkop,
Snowballs op je benieuwde neus.
Door die benieuwde neus zie je het kind voor je en ik realiseer me weer
eens
wat een grootheden een vader en een moeder voor een kind zijn. Het is
goed
dat je je al die verantwoordelijkheid niet ten volle bewust bent als je
halverwege de twintig bent.

Prachtig gedicht inderdaad Edith, wat een vondst!
je bent er inderdaad bij, zit zelf op de schouders van de
Wolkenverzamelaar
Zeus.
er stond : Uit: Ares
Gedichtenbundel met de naam van de Oorlogsgod : daar zullen wel meer van
die
krachtige teksten in staan... snelvuurkanonnen worden ook niet voor
genoemd
in het rijtje indrukwekkende dingen aan het eind.

> In het begin van het gedicht struikelde ik over
de tijdverschillen in
> 'flitsen' en 'glimlachte'. Waarom niet flitsten? En inderdaad dat
> schrikbaren?
Viel mij ook op, maar in Komrij staat het zo. Bovendien: zowel het een
als
het ander is ongebruikelijk, maar niet onmogelijk. Zal bij gelegenheid
eens
kijken of ik de oorspronkelijke bundel kan inzien (en dan meteen een
paar
andere gedichten lezen).
> Hoe kan "het aankomende kind" uitgelegd worden?
Geen idee :-)