Janera de Vries is al zo vaak in haar leven verhuisd dat ze niet goed weet waar ze thuis hoort. Omdat haar vader werknemer was bij een grote oliemaatschappij, woonde hij in Curaçao, in Venezuela, Oman, Borneo, Engeland, Nigeria, Amerika, en zijn vrouw volgde. De kinderen, Janera en Hugo, hadden niets in te brengen.
Nu ze advocaat geworden is heeft ze besloten om naar Curaçao te gaan, het land waar ze geboren is. Tot haar achtste heeft ze daar gewoond. Ze is behoorlijk onzeker als ze in haar eentje aankomt op het eiland dat ze eigenlijk helemaal niet kent. Ze is een Curaçaose, maar spreekt geen Papiaments. In de ogen van de Antillianen is ze geen inlandse en dat wordt haar ingewreven.