Een straatjongen wordt enkele nachten op een rij wakker omdat hij zo vreemd gedroomd heefty. Het leek wel echt: iemand riep hem om naar de Zwarte Molen te komen. Als het weer gebeurt, besluit hij er eens te gaan kijken, al wordt het hem afgeraden. Op de molen aangekomen gaat hij aan de slag als molenaarsknecht. Het is hard werken, hij is iedere dag weer gebroken en uitgeput, en er gebeuren vreemde dingen, maar hij heeft er ook vrienden, en goed onderdak en eten is ook veel waard, vindt hij. Hij blijft.. En de molenaar blijkt een tovenaar, de knechten zijn de tovenaarsleerlingen, zoals hij er zelf na drie maanden ook een wordt. Het zint hem niet erg dat de molenaar zo'n tiran is, en dat er onder de knechten gespioneerd en verklikt wordt.