In dit boek beschrijft Michèle Desbordes de laatste dertig jaar van het leven van de kunstenares Camille Claudel.
Camille Claudel is bekend geworden als leerling en minnares van Auguste Rodin. Zelf was zij echter ook een zeer talentvolle beeldhouwster. Haar vader en haar broer ( de schrijver Paul Claudel ) steunden haar in haar passie voor haar werk. Haar moeder en jongere zusje vonden het absoluut ongepast voor een jongedame. Camille gaat echter onverstoorbaar haar gang. Ze wordt aangenomen als leerling van Rodin, die diep onder de indruk van haar is en waarmee ze een zeer onstuimige liefdesrelatie onderhoudt. Deze relatie gaat niet altijd even makkelijk, Rodin heeft ook nog andere relaties en op een goed moment verbreekt Camille alle contact. Vanaf dat moment wordt ze steeds eenzelviger . Ze stort zich op haar werk, maar vernietigt soms ook weer alles wat ze gemaakt heeft. Ze gaat zichzelf verwaarlozen. Ze verhuist naar een klein atelier in een achterbuurt in Parijs. Ze drinkt teveel. Soms komt ze weken nauwelijks buiten, soms loopt ze nachtenlang te dwalen. Haar moeder wil dat er ingegrepen wordt, maar haar vader beschermt haar. Haar broer Paul, waar ze een zeer goede band mee heeft, is vaak in het buitenland voor zijn werk als diplomaat.
In 1913 na het overlijden van haar vader, laat haar familie haar opnemen in een psychiatrische kliniek. De rest van haar leven, dertig jaar, zal ze in een inrichting blijven. Alleen Paul komt haar in al die jaren een enkele keer bezoeken.
Het boek beschrijft een terugblik, vanuit de inrichting, op haar leven. In heel lange zinnen, soms wel een bladzij lang, wordt het eindeloze wachten beschreven. Wachten op brieven, wachten op dat zeldzame bezoek, wachten tot er weer een dag voorbij is. De lange zinnen dwingen je om langzaam te lezen ( anders raak je de draad kwijt ) en maken zo dat wachten bijna voelbaar.
Steeds sleept Camille een stoel achter zich aan om op de uitkijk te gaan zitten en te wachten.
En terwijl ze wacht, denkt ze terug aan de jaren van haar jeugd met Paul, de jaren met Rodin, de beelden die ze maakte en die de wereld shockeerde: een naakt liefdespaar, een innig dansend stel in de Wals.
Ook in het gesticht gaat ze steeds meer achteruit. Ze komt steeds minder buiten, eet nauwelijks en heeft met bijna niemand contact. Alleen het wachten op Paul, die om de paar jaar even op bezoek komt, vanuit steeds weer andere verre landen.
Uiteindelijk wordt er een laatste ontmoeting met Paul beschreven. Een dagje naar zee vol herinnering aan al die prachtige zomers die ze ooit hadden.
Daarna leeft Camille nog zeven jaar, zonder nog iets te zeggen, zonder Paul nog te zien, Tot op het laatst op haar sterfbed.
Ik vond het een prachtig boekje (132 blz.). Iemand die ten gronde gaat aan de conventies, aan een wereld die niet om kan gaan met vrouwen die zich niet aan de regels houden.
De eindeloze doelloosheid van zo'n verblijf in het gesticht is bijzonder indringend beschreven.
"...in totaal zouden dat dertig jaren zijn, op mooie dagen dwaalde ze daarboven tussen de bomen en het kreupelbos, denkend aan hem wiens bezoek misschien niet meer zolang zou uitblijven, altijd in het begin van het voorjaar zei ze bij zichzelf dat als de mooie dagen aanbraken ze hem misschien zou zien aankomen, zodat ze naar beneden liep naar de kantoren om te vragen of er geen brief voor haar lag, want in gedachten verbond ze hem, Paul, met blauwe luchten, de zoelte in de atmosfeer, het soort kalmte, windstilte die je dan om je heen voelde, en ze wist nog niet dat ze elke zomer, elk voorjaar van de komende jaren zo op hem zou wachten, net zo."
Een bijzonder boek over een bijzondere vrouw.
Marjo N.