De post bracht Arme Liza, bloemlezing uit de klassieke Russische literatuur, vertaald en samengesteld door Arie van der Ent. Het is verschenen bij Ad.Donker in Rotterdam. Het heeft een aardige ontstaansgeschiedenis: Pjotr Vajlj en Aleksandr Genis herlazen de boekenlijst van hun middelbare school en schreven over die boeken een verzameling essays die Nienke zal recenseren. De bundel die ze Arme Liza hebben genoemd naar het eerste verhaal uit 1792 geeft een bloemlezing uit de bijbehorende teksten. Ik voorzie dat een bespreking van de bloemlezing als geheel een vlak verhaal zou worden en kies voor steeds een korte bespreking van elke tekst.
Arme Liza is een aandoenlijk verhaal van Nikolaj Karamzin (1766-1826). Karamzin werd geboren in het jaar dat in Nederland de periode van de Moderne Letterkunde opent. Daar zal menigeen van opkijken, maar het moderne is het ''romantische'' in tegenstelling tot het klassicistische uit de periode die daaraan voorafging. Ook Arme Liza wordt gezien als het begin van een nieuwe periode. Het verhaal wordt door Genis &Vajlj het embryo genoemd waaruit de Russische literatuur is gegroeid.
Het arme boerenmeisje woont in de pastoraal beschreven omgeving van Moskou met jonge herders die gezeten onder een eikenbosje eenvoudige, droefgeestige liederen zingen die de eentonige zomerdag moeten korten. Haar leven zou de inhoud kunnen zijn van zo'n lied want ze verkoopt haar geplukte lelietjes-van-dalen aan een rijke jongeman die iets anders in de zin heeft dan een eerbaar huwelijk. ''Ach!'' schrijft Karamzin ''Ik hou van onderwerpen die het hart raken en mij dwingen tranen van tedere smart te vergieten!'' En die woorden karakteriseren het verhaal. Natuurlijk loopt het dan ook niét goed af.
Het is de romantiek die wij hier kennen van Rhijnvis Feith en zijn onvergetelijke Julia. De door de ouders verboden minnaar slaapt in dat verhaal in een doodskist, minder kon het niet. In die tijd was de gevoeligheid een antwoord, een noodzakelijke aanvulling, een heftige reactie op de gebonden, strakke, rationalistische literatuur uit de Verlichting.
Ik moest er even voor gaan zitten, deze tijd van me afschudden, maar toen smolt ik wel voor de vijftienjarige Liza, ''ze zwoegde dag en nacht, zonder haar tedere jeugd te ontzien, haar zeldzame schoonheid te sparen.'' Ik genoot ook van het ouderwetse vertelperspectief waarbij de schrijver de lezer in vertrouwen neemt en hints geeft over de afloop. Tenenkrommend lees je dan hoe het wicht in de val loopt en dit zelfs met de dood moet bekopen. Ben benieuwd naar de verdere reis door de tijd in deze bloemlezing.
Jop