In het boek Wat nooit is verteld zijn er drie verhaallijnen. De eerste is die van Adam Zignelik, een historicus aan de Columbia universiteit in New York, die moet promoveren om een aanstelling te kunnen krijgen, maar dat lukt niet zo. Vanwege die mogelijke mislukking maakt hij zijn relatie uit en komt er ook spanning in de relatie met zijn afdelingshoofd, Charles McCray, waarmee hij bevriend is sinds zijn jeugd, omdat hun vaders bevriend waren. De vaders (een Poolse Jood en een Afro-Amerikaan) hebben grote strijd geleverd in de burgerrechtenbeweging van Amerika. De families trekken met elkaar op.
De tweede lijn is die van Lamont Williams, een jonge Afro-Amerikaan, die bij zijn grootmoeder woont, maar in de gevangenis belandt omdat een vriend hem overhaalt een busje te besturen waarmee die vriend en een derde man een overval plegen. Na zes jaar gevangenis krijgt hij via een project voor ex-gedetineerden een baan in een ziekenhuis bij de facilitaire dienst voor zes maanden. De verbinding tussen deze twee verhaallijnen is de vrouw van het afdelingshoofd van Adam, Michelle. Zij is de nicht van Lamont.
De derde lijn is die van Henryk Mandelbrot, een Poolse Jood die op zijn sterfbed ligt in het ziekenhuis. Hij maakt contact met Lamont en vertelt hem zijn levensverhaal.
Dit levensverhaal is weer de verbinding met Adam, want die gaat als historicus op zoek naar informatie over Afro-Amerikanen die bij de bevrijding van de concentratiekampen betrokken zouden zijn geweest (in de tweede wereldoorlog was het leger van de USA nog gesegregeerd) en hij stuit op geluidsbanden van interviews die zijn opgenomen door een psychiater uit Chicago kort na de bevrijding in Polen. De geïnterviewden zijn allemaal Poolse Joden en hun verhalen zijn weer verbonden met het levensverhaal van Henryk, maar ook met het levensverhaal van de psychiater zelf, Henry Border, en zijn dochter Elise.
Er zijn twee grote onderwerpen die in het boek aan de orde komen: de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten en de Jodenvervolging. In het begin van het boek ligt de nadruk op het eerste onderwerp. William McCray en Jack Zignelik zijn voorvechters in de beweging en deskundig op het juridische vlak. Er komen dus ook wetten en uitspraken voorbij die de momenten markeerden waarop de zwarte bevolking meer rechten kregen, maar ook de verhalen over bijvoorbeeld de zwarte kinderen die aangevallen werden toen ze voor de eerste keer naar een ‘blanke’ school probeerden te gaan. De zoons van beide mannen worden geheel in deze strijd meegenomen en ‘opgevoed’.
Het tweede onderwerp is de Jodenvervolging, de getto’s en de vernietigingskampen, met name in Polen.
Ik vind het knap hoe de schrijver deze twee onderwerpen aan elkaar heeft weten te koppelen en in deze tijd heeft kunnen plaatsen. Op welke manier mensen van nu beïnvloed worden door de gebeurtenissen uit het verleden en hoe mensen die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, toch verbonden kunnen zijn met elkaar. Het speelt in het Amerika van nu, maar er wordt dus heel veel heen en weer geschakeld in tijd en plaats.
In het boek wordt veel nadruk gelegd op het belang van verhalen en dat dat de manier is waarop informatie wordt verzameld door historici, hoe belangrijk bronnen zijn en de titel van het boek is daar ook een weergave van. Vooral bij de beschrijving van het getto en Auschwitz worden personen opgevoerd die alles opschrijven, omdat hetgeen gebeurt niet mag worden vergeten. Dit is een beetje uit verhouding met andere activiteiten die in de kampen plaatsvinden. Ook het levensverhaal dat Henryk vertelt aan Lamont, daarbij ligt heel erg de nadruk op het feit dat Lamont alles moet onthouden wat Henryk vertelt. Lamont doet dit, wat op mij niet zo logisch overkomt, gezien de zorgen die Lamont zelf heeft om zijn leven op de rails te krijgen. Het is jammer dat de schrijver zo’n behoefte voelt om dit telkens zo te benadrukken: een roman, het verhaal zou voor zichzelf moeten spreken. Bij de geraadpleegde bronnen wordt aangegeven dat het verhaal is gebaseerd op ware verhalen en verschillende personages zijn gebaseerd op bestaande personen en het is jammer dat de schrijver zich niet los heeft kunnen maken van het belang dat hij zelf hecht aan het vertellen van de verhalen van deze mensen.
Een ander punt is dat ik sommige verhalen erg ‘rauw’ verteld vind en niet alle rauwe verhalen zijn van belang voor de grote lijn of ze zijn niet zo goed gedoseerd. Zo wordt ergens verteld dat een Afro-Amerikaanse jongen ziet dat zijn vader wordt vermoord door blanken op een gruwelijke wijze (ergens rond 1940), maar dat wordt verder niet uitgewerkt of wordt erop teruggekomen. Ook wordt er zeer uitgebreid ingegaan op de exacte wijze waarop de Joden in Auschwitz naar de gaskamers werden geleid en zijn er scènes in de ruimtes waarin ze zich moesten uitkleden. Dat zijn schokkende verhalen en het is goed dat die verhalen worden verteld, ook weer in deze tijd. Of dat dan ook een goede roman oplevert, is wel mijn vraag.
Al met al wel een boeiend boek.
Marike